4 Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, waarin de geneeskundigen zich hadden vereenigd (1848 Dr. de Man sprak in het feestgeschrift bij herhaling over die oorzaken en over het uitblijven van menig resultaat na zooveel moeite. En hoe weinig zeker de heeren waren van hun houding ten opzichte der Hooge Overheid blijkt uit zijn mededeeling „In 1853 verstoutte de afdeeling zich haar opwachting te maken bij den Commissaris des KoningsAnders, zou men zeggen, nogal een onschuldige onderneming. Natuurlijk viel het de bestuurders van stad en provincie niet moeilijk middelen van verweer te vinden, de finantieele bezwaren voorop, de reglementaire daarna. Het Bestuur der Godshuizen, onder welks beheer ook het Gasthuis stond, gaf de andere besturen op dat gebied niet veel toe, vooral niet onder het voorzitterschap van den scherp- zinnigen rechtsgeleerde, Mr. A. P. Snouck Hurgronje. Onder diens veeljarige leiding in het laatste deel der vorige eeuw was in dat bestuur de macht der reglementen overheerschend. Werd door een der Gasthuis-geneesheeren een verandering voorgesteld, het Gasthuis betreffende, dan verzocht de voor zitter aanhouding van dat punt om hem in de gelegenheid te stellen de betreffende reglementen te bestudeeren. In de vol gende bijeenkomst, een maand later, bracht deze dan een verslag uit en werd over de zaak beslist spraken de regle menten er niet over, dan was dat punt voor geen verdere behandeling vatbaar, spraken zij er wel over, dan werd in den geest der reglementen besloten. Daarmee had een novum niet veel kans. Dit systeem gold zoo volstrekt, dat toen, vele jaren geleden, een vader van het Weeshuis, welk gesticht ook onder dat bestuur stond, bij wijze van scherts met een jachtgeweer schoot op twee in den hof sneeuwballende weesmeisjes en beide meisjes trof, het bestuur niet wist wat in casu te doen. De reglementen spraken met geen woord over een dergelijk geval 1 Het was dus voor geen behandeling vatbaar en men besloot de uitspraak van den rechter af te wachten. Na het vonnis der rechtbank nam deze lichtzinnige vader der weezen zelf ontslag. Onderwijl waren de beide meisjes, dadelijk in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 36