23 wijs te geven, maar dat er ook Wederdoopers 1) de kinderen op hun scholen leerden uit boekjes, waarin allerlei dwalingen stonden. Hij stelde voor te verzoeken, dat er tegen hen maat regelen genomen werden. De ouderlingen vreesden echter, dat het verzoek zonder resultaat zou blijven, en daarom werd besloten, dat ieder maar liever eerst met bekenden in Wet en Raad dit kwaad zou bespreken. Het volgend jaar wekte weer mr. Germain, een openbare Wederdooper, groote erger nis door school te houden. Ook nu nog durfde men zich niet rechtstreeks tot den magistraat wenden, maar men zou Hugo Joossen (een der schepenen) het feit meedeelen en hem vrien delijk verzoeken, dat hij aan Wet en Raad zou voorstellen den Wederdooper te weren. In 1576 was echter de verhouding tusschen den magistraat en den kerkeraad gewijzigd in het voordeel van den laatste en deze durfde dan ook in 1577 mr. Jan Seus (een der predikanten) en Jacques l'Heremite depu- teeren om de burgemeesters te vermanen, dat zij beter toezicht op de scholen zouden houden en ook zouden zorgen, dat in alle scholen ,,de reyne Leere mag 2) gheleert werden", en tevens te vragen op den Wederdooper te letten, die in de Se- geersstraat school hield. De vrijmoedigheid was grooter en eveneens het succes, want Wet en Raad vaardigden drie hunner af om in alle scholen een onderzoek in te stellen naar het godsdienstonderwijs. De heeren maakten nu juist geen haast met hun visitatie, waarom de kerkeraad hen er nog eens met ernstige vermaningen toe aandrong. In de volgende jaren duurde de strijd tegen de „Weder doopers" nog voort, maar van schoolmeesters, die tot de 1) Hier niet in den zin van de Anabaptisten van 1535, doch in de algemeene beteekenis van Doopsgezinden. 2) F. Nagtglas haalde dit aan in zijn studie De kerkeraad der Neder- duitsch Hervormde Gemeente te Middelburg tegenover de Doopsgezinden, Voetwasschers en Martinisten van 15741608. (Bijdr. tot de Oudheidk. en Gesch. inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen) VI p. 247. In plaats van „de reyne Leere mag" las hij echter „de cleine Leereman". Door deze vergissing kwam ook de redactie op een dwaalspoor, die in een noot schreef „De cleine leereman zonder twijfel een schoolboekje onzer voor ouders, waarvan ons hier de titel uit het verleden is overgebleven"

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 55