25 waarom die mannen en vrouwen in dit opzicht zoo nalatig waren. Was het bij hen onverschilligheid of waren ze onwillig, omdat ze zoo weinig resultaten op hun werk zagen Men is waarlijk geneigd het laatste te gelooven, overwegende, dat er op de Synode van 1618 en 1619 klachten geuit werden ,,dat de Catechismus te zwaar was om voor minder ontwikkelden en voor kinderen te dienen" De vermaningen en de vriendelijke verzoeken hielpen niet, of slechts voor korten tijd in 1576 toch werden weer dezelfde klachten gehoord. Den 31 sten October van dat jaar wilde men echter krasser optreden en daarom werd besloten, den ma gistraat ernstig te vermanen, beter toezicht op de scholen te houden. Er was nog een reden van droefheid (of misschien beter nog van ergernis) voor den kerkeraad. Deze meende te mo gen verwachten, dat de schoolmeesters iederen Zondag hun leerlingen naar de catechismuspredikatie zouden leiden, waarbij deze dan op de vragen moesten antwoorden 2). In 1575 reeds waren echter veel meesters daarin zeer nalatig. De kerkeraad riep de tusschenkomst in van den magistraat en diens bemoeiingen schenen voor eenigen tijd te helpen. In 1577 was het echter weer noodig, dat de schoolmeesters op dezen Zondagsplicht gewezen werden. De kerkeraad sprak er hen toen zelf over aan. Het bleek mij niet om welke redenen de schoolmeesters zoo weinig geneigd waren aan dezen wensch van den kerkeraad te voldoen. Was het uit onverschilligheid of onwil, of hebben 1) Zie P. Biesterveld, Het gereformeerde kerkboek bl. 313, en ook Ipey en Dermout, Gesch. der Nederl. Herv. Kerk, 2e dl. bl. 277. 2) Die catechisaties werden toen door een ouderling gehouden. Op merkelijk was het zeker, dat 25 April 1576 dit werk opgedragen werd aan Aert Wiels, ook ouderling maar bovendien meester in de armschool, „overmits dat een yegelick niet bequamelijck lezen en can noch de kinders vragen." Wiels heeft zeker dezen arbeid met toewijding verricht, immers klaagden de diakenen (die toezicht hadden op de kleine-armschool) den 28sten Maart 1576 „dat hy syne schole niet sowel en can versien om des dienst des ouderlincksschaps wille." De man volgde ongetwijfeld zijn roeping, toen hij 1 December 1578 predikant te Baarland werd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 57