30 betering in den toestand te brengen. Deze was in dat jaar in Walcheren zóó geworden, dat de predikanten zich ver plicht zagen bij de Staten te klagen, dat de schoolordening slecht werd onderhouden. Zij gaven daarvoor als oorzaken op, dat het plakkaat niet gepubliceerd was en dat daarin de overtreders niet met straf bedreigd werden. Den 20sten Juni besloten de Staten, dat de schoolordening afgekondigd zou worden. Voorts werd deze aangevuld met een bepaling, waarbij de overtreders bedreigd werden met schorsing en „arbitraire correctie" niet vooraf bedreigde straf), terwijl den classes werd opgedragen alle scholen min stens eenmaal per kwartaal te doen bezoeken. Tevens werd bepaald, dat de toelating tot schoolmeesters zou blijven in de steden aan de magistraten, in de dorpen aan de Heeren of ambachtsheeren, die daartoe van ouds gerechtigd waren, ter wijl op die plaatsen, waar deze dit recht nooit hadden gehad, de toelating moest worden verleend door de Gecommitteerde Raden. Gehandhaafd bleef natuurlijk de bepaling, dat door de respectieve classis vooraf een onderzoek ingesteld moest worden naar leer en leven van den candidaat-schoolmeester. Zoo hadden de Staten (met eerbiediging van de rechten der geestelijke en wereldlijke machten) door de aanvullende bepalingen der ordonnantie van 1590 de schoolordening tot een krachtige „onderwijswet" voor Zeeland gemaakt. Met reden mochten zij dan ook verwachten, dat daardoor „die jonge jeucht (mocht) opwassen in de vreese des Heeren ende in alle deuchden en scientiën toenemen". Men kan het zich dan ook indenken, dat het voor de Staten wel een zeer pijnlijke ontgoocheling was, toen de magistraat van Middelburg reeds 29 Juli daarop het besluit nam de Schoolordening niet te publiceeren, maar te blijven „bij 't oude gebruyk en de privilegie van de scholasterij". De heeren gaven daarmee te kennen, dat zij het toezicht der classis op hun 1) Dat ook in Middelburg de toestand van het onderwijs verre van goed was, is hieruit af te leiden, dat de kerkeraad het den 3en Juni 1589 raadzaam achtte „de Staten aan te dienen van de groote disorde van de schoolmeesters binnen Middelburch".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 62