33 de school om zeven uur en in den winter om acht uur moest beginnen. Woensdag en Zaterdag na den middag mochten de kinderen spelen ,,als se haar vraagen van den naastvolgen den Sondag sullen hebben opgezeid Omtrent het schoolgeld werd bepaald dat voor kinderen, die voor een geheel jaar waren aangenomen, doch in den loop daarvan vertrokken, het loopende kwartaal betaald moest wor den, als daarvan reeds veertien dagen waren verstreken, ter wijl voor de kinderen, die per maand aangenomen waren, de geheele laatste maand betaald moest worden, als daarvan acht dagen waren verloopen. De leerlingen, die bij den meester in den kost waren, moesten dezen een maand vóór hun vertrek daarvan verwittigen. Het toezicht over de scholen en de schoolmeesters was op gedragen aan den overdeken en den scholarch, die dit uit oefenden in naam van Wet en Raad. Als overdeken werd voor den eersten keer door den magistraat aangewezen een der burgemeesters, die geassisteerd werd door den eersten secretaris van de stad. Deze bekleedde later steeds alleen deze functie. Als scholarch trad op een der predikanten, vrijwel altijd de oudste. Het zal duidelijk zijn, dat de magistraat de school dus niet geheel aan het kerkelijk toezicht wilde ont trekken. Deze „schoolopzieners" hielden toezicht, in de eerste plaats door „sluipscholen" op te sporen, d.w.z. zij trachtten te ontdekken, of er onvrije meesters of matressen onderwijs gaven. Waren er geen beletselen voor toelatig in het gilde, dan werd hun aangeraden het examen af te leggen om vrij te worden. Was de toelating om reden van godsdienst of anders zins niet mogelijk, dan werd hun het schoolhouden met be dreiging van straf verboden. Ook de andere scholen werden bezocht, natuurlijk om zich te overtuigen van den goeden gang van het onderwijs en de resultaten daarvan. Bovendien letten zij ook op, of de meesters en de matressen zich buiten de school ook eerlijk en onbe rispelijk gedroegen, in het bijzonder of zij geen herberg hielden of andere bezigheden verrichtten, waardoor zij de achting der burgerij zouden kunnen verliezen. Archief 1942 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 65