Ill Met niet minder dankbaarheid ontving het Genootschap een legaat van Dr. J. de Hullu, overleden te Cadzand op 20 November 1940. Het legaat bestaat uit een groote schotel van blauw-wit Chineesch porselein, een Chineesch porselei nen familie rose theebusje, een gouden trouwring en een zilveren cachet, alsmede 3000 in contanten. Ingesteld werd een Rijkscommissie voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Het bestuur van ons Genootschap, over tuigd van de noodzakelijkheid van samenwerking op dit ge bied, heeft zich tot het Departementshoofd gewend met een verzoek om erkend te worden. Wel verklaarde zich de Rijks commissie bereid om aan het Departementshoofd voor te stellen het Genootschap aan te wijzen als centrale instelling voor geheel Zeeland, mits het ontbindingsartikel 80 van de wet werd aangevuld met de woorden „De inhoud van het mu seum, voorzoover die van belang is voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, wordt gratis in eigendom aangeboden aan de provincie Zeeland en bij niet-aanvaarding hiervan aan het Rijk." Daar het bestuur bereid was deze aanvulling over te nemen, werd, overeenkomstig art. 77 der wet, het voorstel tot die aan vulling ingebracht in de vergadering van 29 Maart 1941, waarna het voorstel in de leeskamer ter visie werd gelegd. Het zal in de vergadering van heden worden behandeld en afgedaan. De vereischte toestemming van den Commissaris voor de Vereenigingen van personen en stichtingen zonder economisch doel in Nederland is verzocht en verkregen. Het Genootschap heeft sedert de laatste opgave door over lijden verloren de leden Dr. J. H. Gunning. J. A. Hubregtse, Dr. J. de Hullu. W. Kakebeeke, J. K. Swaters, D. Wisboom Verstegen en Ir. H. A. van IJsselsteyn. De Algemeene Vergadering, die plaats vond op 10 April 1940, benoemde 22 nieuwe leden, van wie er 21 het lidmaat schap aanvaardden. Het Genootschap telt thans 3 eere-leden, 27 directeuren en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 7