42 't Veergat incomen sullen"1). Later blijkt dat de schippers gebruik maakten van de hulp van loodsen, die o.a. door de stad Middelburg aan de vreemde kooplieden ter beschikking werden gesteld, hetgeen volgt uit de kwartiermeestersreke ningen dier stad voor de jaren 1487 en 1493 2). In 1536 deed Mathijs de Kennoye, baljuw van den watere, een voorstel om tonnen en bakens in de Wielingen te leggen om volgens Middelburg „onder tdexel van dienst, die den vremden man gebueren zoude in tleggen van die voorscr. tonnen ende baeckens, den coopluyden ende scipperen, co- mende die Wielingen in, te bezwaren met enen gr. VI. van laeste ofte eenen halven gr. van den vate", welk voorstel Vlissingen te Brugge ondersteunde3). Middelburg voelde er echter niet veel voor en stuurde een afgezant naar Brugge om te onderzoeken, hoe de verschillende naties (verband van kooplieden uit dezelfde stad of landstreek) er over dachten. De regeering van Middelburg was van oordeel, dat dit „een groote nyeuwicheyt es ende een saicke van seer dangereuse consequencie, meer gepractiseert tot profyte van sommige particulieren dan van den vremden coopman ende commodi- teyt van den lande"4). De schippers moesten het dan ook voorloopig met bakens blijven stellen, zooals blijkt uit de kwartiermeestersrekening van 1540, waarbij aan „Jan Willemszone, scipper met sijn consorten", betaald werd „over dat zyluyden met eenige Scoot- sche scippers gereyst zijn geweest up der zee om hemluyden te wysen die baeckens om die Vielinge in te commen". Eerst de Oost-Indische Compagnie bracht in de 18e eeuw in dezen toestand verbetering door een besluit, genomen in de vergadering van Heeren Zeventien op 18 Augustus 1729, luidende „De presidiale kamer van Zeeland heeft aan de 1) Priv. Ducis Caroli (Algemeen Rijksarchief, Leenkamer no. 64) f. 55. De mond van de Honte was toen dus in elk geval reeds bevaarbaar en trok den handel naar Middelburg tot zich die naar Brugge volgde het Zwin en die naar Antwerpen nog de (OoSter) schelde. 2) Dr. W. S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd II, p. 38617 en 397 (R.G.P. 61). 3) a.w. II p. 473. 4) a.w. Ill no. 558.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 74