59
In de beide deelen van de heerlijkheid stonden dus ver
moedelijk 32 huizen, ongerekend die, waarin de armen woon
den 12 vormden de dorpskern en de overige waren vrijwel
gelijk over de beide deelen der heerlijkheid verdeeld.
Aannemende, dat gemiddeld in ieder huis 5 bewoners waren,
komt men op een totaal van ongeveer 160. Geen groot aantal
voor een door eigen schout en schepenen bestuurde heerlijk
heid, doch dat aantal wordt weldra veel kleiner.
Afgaande op de grafelijke rekeningen vermeent De
Nooyer l), dat een aanzienlijk stuk van den polder is ver
loren gegaan. Ook de hem aldaar aangehaalde kaarten wet
tigen dat vermoeden.
De kaart, gereproduceerd in het werk van de heeren Van
Empel en Pieters 2). kan naar onze meening wel een juist
beeld geven van de grootteverhoudingen van het eene deel
van den polder tot het andere.
Het verloren gegane deel is daar niet veel kleiner dan wat
hiervoren de Oostpolder is genoemd. Ook hier vinden wij de
dorpskern vlak bij den Oostpolder, evenals in kaart 17 van
den hiervoor genoemden Geschiedkundigen Atlas.
Wij nemen aan, dat dit verdronken deel zeker wel 200 ge
meten groot was, op de volgende gronden.
Op de kaart van Hattinga van 1747-1748 staan zeer nauw
keurig alle hofsteden aangegeven. Dat zijn er 3 voor den
Oostpolder. Deze waren er reeds blijkens de hiervoor ge
noemde kohieren vóór 1659 en volgende jaren zij staan er
nog en dragen thans de namen 't Is niet zooals voor dezen,
't Hof Inkelenoord en 't Hof den Inkel.
Drie hofsteden in een polder van ruim 300 gemeten is een
voor dien tijd normaal aantal. Honderd gemeten was normaal
voor een boerenbedrijf. Uit nog bestaande boedelinventarissen
en gerechtelijke beschrijvingen is dit zeer wel vast te stellen.
Hoogstens 3 span paarden en 6 a 7 koeien was een gewone
bezetting voor een bedrijf van die grootte.
1) Archief 1932, b!z. 88, en het kaartje als bijlage.
2) Zeeland door de eeuwen heen I (Middelburg, 1935), blz. 17.