60 Nu worden in den Oostpolder 5 personen „lantsman" ge noemd (dat was de gewone benaming voor iemand, die eigen of gepacht land beheert) en één gezin, doende landneeringe Wij hebben dan hier 3 kleine bedrijfjes, waar geen perso neel gehouden wordt nos. 5, 8 en 10 zijn dan de eigenlijke boerderijen bij deze alleen is dienstpersoneel opgegeven. In het overige deel worden vier personen als lantsman aangeduid, en een weduwe met haar kinderen doende lantneeringe". Bij twee ervan wordt dienstpersoneel genoemd bij no. 32 bestaat de mogelijkheid, dat dochter en stiefdochter de plaats van de jonckwyven innemen. Op 2 of 3 boerderijen mag dan ook hier worden gerekend, waaruit de conclusie is te trekken, dat het verdronken deel zeker minstens 200 gemeten groot geweest is. Dit komt vrijwel overeen met wat De Nooyer veronder stelt i), ofschoon de door hem gegeven kaart op een kleinere oppervlakte wijst. Ook de kaart van Sgrooten en die uit den Geschiedkundigen Atlas stemmen er mee overeen. Met behulp van de hiervoor gegeven opgaaf van de be noeming van schout en schepenen in 1597 en 1600 kunnen wij ook nagaan uit welke kringen de Kruiningsche heer zijn keuze deed. No. 5, 8 en 13 werden in 1597 en 1600 verkozen no. 14 alleen in 1597. De twee eerstbedoelden zijn lantsman no. 13 is in latere jaren schout, o.a. in 1606. Wat bij deze schepenbenoemingen bijzonder opvalt, is het feit, dat ook arbeiders, Cornelis Claes'sone en Pieter Claessen, tot dit ambt worden benoemd. Dat lijkt ons voor dien tijd wel zeer demokratisch. Als wij in de verschillende Bevelandsche dorpen nagaan, wie daar het schepenambt vervullen, dan treffen wij daar bijna uitsluitend bewoners van hofsteden, soms ook wel den schoolmeester of één der ambachtslieden aan. Deze toestand 1) Archief 1932, blz. 88 en 83.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 96