61 is vrijwel onveranderd aldus gebleven tot het einde der 18e eeuw. Doch hier ligt in het gering aantal bewoners wel een gereede verklaring van dit op het eerste gezicht opmerkelijke verschijnsel. Hoe is het nu in het algemeen gesteld met de gegoedheid van deze polderbewoners Laat ons allereerst opmerken, dat één categorie van ge goeden, die der ambachtslieden, die men gewoonlijk in ieder dorp aantreft, vrijwel ontbreekt slechts een wever en een tavernier worden vermeld. Er is geen smid, geen timmerman, geen wagenmaker. Dat er geen molenaar is. kunnen wij begrijpen. De bewoners zullen wel verplicht geweest zijn, hun graan te laten malen op den Kruiningschen molen, die gelegen was tusschen hun polder en het dorp Kruiningen. Trouwens, al was de ligging minder gunstig, dan zouden zij toch wel gedwongen zijn naar den molen van hun eigen ambachtsheer te gaan. Voor de overige werkzaamheden moest men zich dan vermoedelijk laten be dienen door ambachtslieden uit Kruiningen, of uit Waarde. Er staan 6 personen of gezinnen in de registers van de armen. Het geheel geeft geen hoogen dunk van den welstand der polderbewoners. Dat is ook niet te verwonderen. De bevolking van Zuid- Beveland had zware tijden achter den rug. In de laatste helft van de toen verloopen 16e eeuw werd het eiland bij voort during door groote militaire bezetting geplaagd met alle daar aan verbonden, onaangename gevolgen. De meest draagkrachtigen zullen wel in ongunstige omstan digheden hebben verkeerd. De boerenbevolking had geleden onder den last der bezetting en tengevolge van den voortdu- renden strijd tegen het water. Er zijn ons geen gegevens onder de oogen gekomen omtrent de middelen, waarover de kerk- en armmeesters beschikten dan alleen de verkoop van vier gemeten lands, die eigendom waren van de kerk 1 1) Lasonder no. 3369, Maart 1608.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1942 | | pagina 101