71
zijn toedoen de bijdrage van Hobius daarin is opgenomen.
Men vindt ze in de eerste der drie afdelingen van de bundel,
de Minne-sang, onder de titel Visscher-praetie. Tsamen-
sprekers Steven ende MartijntjejVisschers-kinderen. Het
lied is in alexandrijnen geschreven en met volle rijmen het
is een vlotte, niet onbevallige en hier en daar zelfs levendige
dialoog tussen een vissersjongen, die zo juist uit zee is ge
komen, en een meisje. Dat minnekozen van die twee jonge
mensen, dat elkaar plagen en dan weer haastig verzekeren,
dat het zó niet gemeend was, die meisjes die iedere dag naar
het Noordbolwerk wandelen om te kijken hoe de wind waait
hoe eenvoudig en natuurlijk heeft Hobius dat alles beschreven.
Een gedicht als dit doet ons eens te meer betreuren, dat het
proza als stijlvorm pas zo laat in de letterkunde ingang heeft
gevonden. Men vindt het vers als bijlage bij dit artikel in zijn
geheel afgedrukt.
Johanna Hobius was de jongste dochter van Jacob Hobius
en Lijsbeth Jans Hollenboom. Haar naam is in het doopboek
van Brouwershaven niet gevonden, maar dat zij hun dochter
was, staat vast. Ook van haar verdere levensomstandigheden
weten we weinig af. Zij trouwde met een ons verder onbekende
Arnoud van Beyeren, en stierf omstreeks haar dertigste jaar.
Eerst na haar overlijden verschenen haar nagelaten gedichten
onder de titel Het lof der Vrouwen, Geschreven, en Gerijmt
Door Juffr. Iohanna Hoobius. In haar leven geweest de Huys-
vrouw van Sr. Arnout van Beyeren (Amsterdam, 1643) !).Op
de faux-titre vinden we waarschijnlijk, temidden der attributen
van kunsten en wetenschappen, de dichteres zelf afgebeeld.
Het nagelaten werk van Johanna Hobius is klaarblijkelijk
voor de druk gereedgemaakt door Jan Hermansz. Krul, de
dichter van de Pampiere Wereld (1644) en andere werken 2).
Lofdichten van hemzelf3) en van den uitgever Cornells
1) Het boekje, dat in 8-vo is gedrukt, telt VI 26 blzn.
2) De Leidse dissertatie van G. Morre, Jan Hermansz. Krul (Delft,
1894), noemt zijn bemoeienissen in deze niet.
3) „Gherijmt over de ongemene rijmen van Juffr. Johanna van (sic)
Hobius". Biz. V.