XI
Dr. W. S. linger deelde daarop aan de hand van een rap
port van dr. W. C. Braat, conservator aan het Rijksmuseum
van Oudheden te Leiden, een en ander mede over de resul
taten, door dezen bereikt bij de door hem geleide opgravingen
in het verwoeste gedeelte van Middelburg. Het voornaamste
resultaat hiervan kan als volgt worden samengevat
In Archief Zeeuwsch Genootschap 1904 publiceerde ds. P.
K. Dommisse een artikel over de oudste omwalling van Mid
delburg, waarin hij uit het beschikbare bronnenmateriaal tot
de conclusie kwam, dat de gracht, die de oudste kern van Mid
delburg omgaf aan de noord- en oostzijde een natuurlijke
waterloop, de Arne, aan de west- en zuidzijde een gegraven
gracht moet hebben geloopen achter de huizen en erven,
staande aan Lange Delft, Lange Noordstraat, Wagenaar-
straat en St. Pieterstraat. En eenige jaren geleden heeft prof.
dr. J. Huizinga in een rede voor de Ned. Akademie van We
tenschappen. getiteld Burg en kerspel in Walcheren, uiteen
gezet, dat Middelburg met Souburg als een vestiging uit den
Noormannentijd moet worden aangemerkt. Beide opvattingen
nu zijn door deze opgravingen volkomen bevestigd.
Dr. Braat's eerste streven was het de oude burggracht en
daarmede de oudste omwalling terug te vinden. Op het terrein,
waar de tuinen achter de huizen aan Lange Noordstraat, Lan
ge Burg en Lombardstraat samen komen, werd. rechthoekig
ongeveer op de Lange Noordstraat, een lange en diepe sleuf
gegraven de berekening was, dat daardoor de v.m. gracht en
wal onder een rechten hoek zouden worden gesneden. Den
eersten tijd kwamen niets dan middeleeuwsche fundamenten
tevoorschijn, die in verschillende richtingen over elkaar lagen,
doch eindelijk teekende zich vijf meter onder het maaiveld
toch de afscheiding tusschen wal en gracht nog zeer duidelijk
af. Op de foto, gereproduceerd bij Braat's artikel (no. 48),
zien wij links, zoowel in het wandprofiel als vooraan op den
1Voor uitvoeriger verslag dezer opgraving, zie het artikel van dr.
Braat in Oudheidk. Medcdcelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden
te Leiden, Nieuwe reeks XXII p. 52 vlg.