29
Toch was er iets, dat de eerwaarde heeren zou hebben
kunnen verontrusten de Staten toch hadden bepaald, dat van
de ordonnantie geen publicatie gedaan zou worden. Nu had
den deze daarvoor toen een bijzondere reden. Zij gelastten
toch, dat de Prins met de ordonnantie in kennis gesteld zou
worden en hem zou worden gevraagd, haar in naam der
hooge overheid af te kondigen. Hij heeft het echter nimmer
gedaan, en na zijn dood gingen ook de Staten er niet spoedig
toe over. Bovendien was er ook geenerlei straf bedreigd tegen
overtreders. Uit het feit, dat er in de volgende jaren geen
klachten inkwamen over de schoolmeesters, mag zeker wel
worden afgeleid, dat toen de ordonnantie nageleefd werd.
In 1586 echter werd te Haamstede door de vrouw van den
schout en ook door meesters school gehouden tegen de ordon
nantie. De kerkeraad klaagde daarover bij de Gecommitteer
den, en deze gaven den raad hen „bij alle gevouchlijke mid
delen" te dwingen zich aan het plakkaat te houden. Men ziet.
dat zich het gemis aan strafbedreiging deed gevoelen
In 1588 schenen er ook in Walcheren schoolmeesters te
zijn, die onvoldoende hun plicht betrachtten. Gabriël Pauwels
toch, schoolmeester binnen Domburg, was overtuigd, dat er
toezicht op zijn collega's noodig was en daar hij zich bekwaam
voelde om dit uit te oefenen, solliciteerde hij bij de Gecommit
teerde Raden om benoemd te worden „als toeziender over de
schoolmeesters in Walcheren". De heeren besloten het advies
te vragen van den kerkeraad van Middelburg, wel een bewijs,
dat ook zij van meening waren, dat er aan de schoolmeesters
en hun onderwijs nog wel wat verbeterd moest worden. Van
een benoeming van Pauwels tot „schoolopziener" vond ik
niets. Deze zal ook wel uitgebleven zijn, want in Juni 1591
was hij blijkens een schepenakte van Domburg nog school
meester aldaar 2).
Pas in 1590 zouden er bepalingen gemaakt worden om ver-
li De heeren lieten er niettemin op volgen: ,,op de pene, in deselve
vervat". Men zal die er echter tevergeefs in zoeken.
2) Zie H. M. Kesteloo, Domburg in woord en beeld. (Middelburg,
1913), blz. 204.