37 chcrsche Arkadia, I, 96 Rijnsburg, toen (d.i. a0 1618) genaamd het Roode Hoff, en in vroeger tijd het Zwarte-Mue- nicken Huus". Van het Rode Hof geeft Verheye van Citters een verkla ring, waarover men nu moet glimlachen ,,de abdis van Rijns burg, eigenaresse van 't Rode hof, niets anders dan dc hof stede, welke op de rode (rade, reede), de scheepsreede aldaar, opgewassen was" J). Ongetwijfeld werd het hof van Rijns burg ook 't Rode Hof genoemd, omdat het in rode baksteen was opgetrokken, evenals 't Rode Klooster in het Zoniënbos bij Brussel, waarmee het trouwens overigens niets dan de naam gemeen heeft. Dat met het bouwhuis Rijnsburg, het Rode hof en het Zwarte~monniken huis één en hetzelfde gebouw bedoeld wordt, zoals uit de bovenaangehaalde plaatsen uit Smalle- gange en Gargon blijkt, wordt ten overvloede bewezen door een drietal kwitanties uit het archief der abdij van Rijnsburg, waarop mijn aandacht gevestigd en waarvan mij welwillend afschrift verstrekt werd door mej. M. Hüffer, schrijfster van het zeer verdienstelijk werk De adellijke Vrouwenabdij van Rijnsburg 1133-1574. In November van het jaar 1367 oorkondt Gheeraert van Borssele, dijkgraaf in het oosteind van Walcheren, ..dat die abdesse van Rheynsburgh gheleit heeft eenen wech van haers zelves arve, ligghende tusschen Symoen Aernouds sons ende die mole, streckende ter Zwarter monken hove toe" 2). In de hoger vermelde passus uit het Oorkondenboek van Holland en Zeeland, a° 1263 wordt „streckende ter Zwarter monken hove toe" uitgedrukt door „tot vlak vóór het huis der abdis" (ante domum dicte abatisse). Door een kwitantie van 12 Mei 1554 erkent Cornelis Cor- nelisse, parochiaan in Oostkapelle, ontvangen te hebben van Abbe Adriaanse Brockke, wonende op het hof van de zwarte 1) J. Verheye van Citters, Vier verhandelingen (Archief Zeeuwsch Gen., II, 6 (1866) Bijl. II, p. 94. 2) J. Bruggeman, Inventaris van het archief der adellijke vrouwenabdij van Rijnsburg ('s-Gravenhage, 1933), no. 781.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1942 | | pagina 73