2 laatste sporen in den Nieuwerkerkepolder nog zichtbaar zijn1). De slikken, gelegen tuschen den Wolsack ten noordwesten. Sint-Joosland ten zuidoosten en het Slaak ten noordoosten worden op een kaart van den landmeter A. Smallegange uit 1633 2) aangeduid als de .blieken tusschen Slaecke ende Beslickte gat." Het Beslickte gat was nl. een voormalig vaar water, dat van Sint-Joosland af uit den verlanden tak van de Lemmer in noordelijke richting langs de oostzijde van den Wolsack liep en bij Arnemuiden in het Slaak uitmondde. Dit vaarwater werd ook wel het Croonensgat genoemd. De laatste overblijfselen ervan zijn nog aanwezig in een kreek in het noordoostelijk deel van den Middelburgschen polder, even ten noorden van den Rijksweg. In het jaar 1597 werd door den rentmeester van Zeeland Bewesten Schelde ten behoeve der grafelijkheid o.a. verpacht ,,het schor de Stinckaert". gelegen tusschen de oude en nieuwe haven van Middelburg (d.w.z. tusschen de Arne en de haven, gegraven van 15321535) ter grootte van 133 gemeten 54 roeden. Het werd verpacht voor veertien jaren ingaande 1 Maart 1597. voor 15 gulden 's jaars. De pachter moest op eigen kosten maken en onderhouden alle bruggen en dammen, verder ook „het werf ofte berch met de vaete (waterput), keete ende al 't gene, dat op 't voorschreven schorreken behoefelijk wesen zal". Bij het eindigen der pacht zouden, indien de grafelijkheid dit wenschte, de keete en andere hout waren van den pachter volgens taxatie worden overgenomen. Uit vorenstaande blijkt dus, dat er op den Stinckaert een schapenstelle of stelberg moest worden aangelegd. Tot recht begrip daarvan diene het volgende Om op ver van den vasten wal gelegen schorren bij nacht en somtijds ook in den winter te kunnen verblijven, maakte men schapen stellen. Men zocht op het schor een plaats, waar bij ingraving zoet water te krijgen was. Men groef dan een groote ronde put en bouwde met den daaruit komende grond rondom den put een dijk om te verhinderen, dat de met zoet drinkwater gevulde put bij hooge vloeden vol zout water zou loopen. Op de kruin van den dijk bouwde men een hut als woning voor den herder, benevens een schaapskooi voor de schapen3). 1Zie voor de ligging der verschillende gronden de kaart achter in Archief Zeeuwsch Gen. 1931. 2) Deze kaart (Inv. De Waard no. 455) is bij den brand van Mei 1940 vernietigd een copie ervan is echter bewaard. 3) Zie over den bouw van een schapenstelle A. Hollestelle, Geschied en waterstaatkundige beschrijving van het eiland Tholen (Archief Zeeuwsch Gen. IV) blz. 12, .13.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1943 | | pagina 18