4 noemde gronden zoozeer toegenomen niet het minst door de bovengenoemde bedijking van den Oud-Sint-Joosland- polder dat zij als rijpe schorren konden worden bedijkt 1 De magistraat van Middelburg besloot 9 Januari 1642 tot indijking over te gaan en deed nog in hetzelfde jaar bij de Staten van Zeeland aanvrage voor octrooi. Doch eerst in 1644, den 22 Juni en den 12 Augustus, werd dit octrooi verleend. Het bevat o.a. de volgende bepalingen 2): de tienden, op de aangrenzende gronden van 's Heer Arendskerke ge legen, werden aan de ambachtsheeren toegestaan, mits dat daarvan jaarlijks ten profijte van de grafelijkheidsdomeinen zou worden betaald een onlosbare erfcijns van 20 stuivers op elk gemet velds, benevens een jaarlijksche pensie van 12 gr. VI. op elk gemet (dit betrof de gronden, gelegen langs den dijk van den Sint-Jooslandpolder). Voor het overige der in te dijken gronden als Stinckaert. Wolsack enz. werd vrijdom van de tienden verleend voor negen jaren. Verder werd vrijdom van impost verleend voor de kleine bieren", die tij dens de indijking zouden worden gebruikt en vrijdom van impost op de hoornbeesten en bezaaide gemeten gedurende zeven jaren, en vervolgens van den 40sten, 60sten en lOOsten penning op de onroerende goederen voor den tijd van tien jaren, mits betalende den lOOsten penning voor de gorsinge en de dijkettinge. De bedijking moest binnen twee jaren na verleening van het octrooi voltooid zijn. Binnen een jaar na de bedijking moest aan de Rekenkamer van Zeeland worden overgelegd een ..pertinente" overlooper en kaart van de grootte, hemelsbreedte, van den nieuwen polder, geteekend door twee gezworen landmeters, met speci ficatie van de ambacht- en tiendeheffers. Van dezen over looper en kaart moest aan den rentmeester Bewesten Schelde authentiek dubbel worden ingezonden en in de steenrode bekend gemaakt, om vervolgens daarvan de verlijbrieven ver leend te worden. Ten behoeve van het Ministerium Divi- num3) ten slotte moest het honderdste gemet worden af ge kaveld. vrij van alle lasten. 1) Voor den toestand juist hiervoor, zie afb. 1. 2) Een copie is bewaard in het oudste notulenboek van den polder (Inv. no. 1) f. 1 vlg. 3) Ministerium Divinum of Kerkeland. Ten tijde van de Hervorming, toen de geestelijken der Abdij dit land verlieten, gingen alle aan de R.K. gezindheid behoord hebbende eigendommen als verbeurd verklaard goed aan de grafelijkheid van Zeeland over en werden onder de benaming van ,,de gemeene saecke", Ministerium Divinum, beheerd door de rentmeesters- generaal Bewesten Schelde, die uit de jaarlijksche inkomsten de trakte-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1943 | | pagina 20