12 Nog in hetzelfde jaar 1644 besloot de regeering van Mid delburg de poldergronden in het openbaar te verkoopen. maar het ambachtsrecht aan zich te behouden. Door twee gezworen landmeters, Pieter Gillissen en Jacob Pietersen, werd de pol der gemeten en gekaveld. In den noordwesthoek van den polder tegenover de Middelburgsche haven werden eerst vier gemeten afgebakend, die de verkoopers aan zich behielden en bestemd waren tot het stichten van een dorp. Aan de oostzijde van den polder werden 6 gemeten 140 roeden af gemeten voor ..kerkeland" de overige gronden werden in 19 kavels verdeeld, waarvan er negen aan de noordzijde en tien aan de zuidzijde van den Langen Weg zijn gelegen. De kavels, grenzende op het zuidoosteind aan de geul langs Sint-Joosland, waren niet verder gemeten dan tot zoover het water in den zomer had gestaan ,tot zoover de grond begroeid was de slikken, welke later zouden begroeien, kwamen als toegift aan den kooper van het daaraan gelegen perceel, mits dat er op de scheiding tusschen den Stinckaert en Sint-Joos land een sloot moest blijven van tien voeten wijdte. In de verkoopvoorwaarden werd o.a. bepaald, dat de pol- derlasten zouden worden betaald gemet-gemetsgelijke over alle schotbare landen, behalve dat daarvan vrij zouden zijn en altijd blijven de bedijkte landen voor de gemeene zake (nl. het kerkeland) en bovendien de ,,nombre van vier gemeten, den heeren verkoopers in eigendom blijvende, afgestoken en gedestineerd voor het dorp en kerkhof, mitsgaders de binnen- landsche dijkputten, weelen en ongemeten krekenHet tiend recht bleef in 't bezit van Middelburg1). De verkoopkosten bedroegen 8 gr. per pond VI, voor rantsoenpenningen. Het koolzaad, dat op eiken kavel stond2), kwam ten bate van den kooper. De verkooping had plaats te Middelburg den 22 December 1644. De duurste kavel ter grootte van 25 gemeten, gelegen langs en ten westen van den Groenen weg. kostte 83 6 sch. 8 gr. per gemet, de goedkoopste ter grootte van 39 gemeten 1) In 1677 is dit echter verkocht voor 1059 10 sch. 2) Blijkens de notulen van Wet en Raad was bij het begin der be dijking eerst besloten, dat men de landen eerst zou laten ..berusten en beverschen om teghens het volgende saysoen te werden gescheurt en omgeploeght" (17 Juni 1644). doch daarna was men van gedachten ver anderd en werd bepaald de landen ten spoedigste te laten scheuren en om ploegen en het advies te hooren van „luyden, hen dies verstaende (9 Juli). Een week later werd. blijkbaar op hun advies, daar de grond bevonden werd te hard en onbruikbaar te zijn, besloten voor dit jaar ,,noch te laten be rusten". Uit bovenstaande bepaling blijkt echter, dat men daarna toch tot bezaaiing met koolzaad moet zijn overgegaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1943 | | pagina 28