15
dien aard in 1679 had moeten verkoopen en Catharina Ver-
brugge, weduwe van wijlen den burgemeester Cornelis Claes'-
zone Elfsdijck, eigenares was geworden van de heerlijkheid
het Nieuwland. werd de oude toestand ambachtsheer
dijkgraaf hersteld. Daarna kwam zij tot 1817 in handen van
de familie Veth. In 1770 werd bepaald dat de ambachtsheer
slechts den titel van dijkgraaf zou hebben, en dan zonder
traktement, als hij hoofdingeland was bij minderjarigheid als
anderszins placht hij te worden vertegenwoordigd. In werking
trad dit toen na het overgaan van de ambachtsheerlijkheid van
de familie Veth aan den eersten der Serlé's, die haar overi
gens ook meer dan een eeuw hebben bezeten, doch niet in
den polder gegoed waren, een ingeland, Pieter de Kraker,
dijkgraaf werd.
Een belangrijke wijziging had zich. langzamerhand, in de
bezitsverhoudingen voltrokken. In plaats van Middelburgsche
regenten waren langzamerhand Nieuwlandsche boeren eige
naars geworden der hofsteden de notulen van 1802 consta
teerden al ..dat de meeste hoofdingelanden thans in het Nieuw
land woonachtig zijn." Het slagwoord van dezen tijd boeren
land in boerenhand, was hier uit zich zelve reeds lang vervuld.
Sinds 1817 heeft steeds een ingelande landbouwer het dijk
graafschap van den Middelburgschen polder bekleed. De
wijze van benoeming echter van dezen functionaris onderging
in den loop der 19e eeuw eenige wijziging. Eerst lag zij in
handen van den Koning2) in 1845 geschiedde zij door de
vergadering van hoofdingelanden, hetgeen het Polderregle
ment der niet-waterkeerende polders sindsdien heeft gehand
haafd tot den huidigen dag3).
Met den dijkgraaf werd van den aanvang af de directie
over den polder gevoerd door de gezworenen, aan wien reeds
vroeg de eisch van inwonerschap was gesteld; 4 Mei 1734
werd uitdrukkelijk bepaald dat, zoo zij buiten den polder kwa
men te wonen, zij onmiddellijk van hun bediening zouden zijn
ontslagen. De benoeming geschiedde door den ambachtsheer
uit een voordracht der ingelanden toen in Mei 1742 deze
zelve een gezworene hadden aangesteld, werd hiertegen door
1) 3 Oct. 1718 was bepaald, dat t.a.v. dijkgraaf en gezworenen zou
worden nagevolgd de ordonnantie van het eiland Walcheren van 1559
..sooals tot heden daernaer is gereguleert".
2) De materie werd beheerscht door het Polderreglement van 28 Dec.
1811. K.B. van 29 Maart 1822 en van 19 Aug. 1828 no. 15, vervolgens
door art. 16 van het Polderregleinent van 1840, welke voorschriften echter
niet altijd juist zijn toegepast.
3) Laatstelijk aldus geregeld bij art. 27 van het Polderreglement van 1936.