19
lege van Wet en Raad van Middelburg in den aanvang,
uiteraard, beslissingen ten behoeve daarvan genomen tot 1679,
toen aan de Middelburgsche ambachtsgerechtigheid, zooals
wij zagen, een einde kwam. Zoo werd door hen reeds bij het
begin der bedijkingswerkzaamheden, 17 Juni 1644, besloten
dat de ..groote ende principale wegen binnen den Middel-
burgschen polder sullen werden geordonneert ende geleght
in soodanigen forme ende maniere, als deselve heeren (nl.
de thesauriers) met advijs van den dijkgraaf ende geswoorens
sullen oordeelen noodig ende dienstig te zijn." Daar het
plantrecht den ambachtsheer toekomt spreekt het vanzelf, dat
wij hiervan den neerslag in de Notulen ten Rade aantreffen.
Den 15en Maart 1655 werd besloten aan Thesauriers deze
hadden o.a, de zorg voor wat wij publieke werken noemen
op te dragen ,.in den polder de publicque bequame plaetsen
ende wegen te laten beplanten met boomen, ende voorts aen
de ingelanden, die het begeeren sullen, te consenteren dat sy
de wegen voor haer landt met olmeboomen souden mogen
beplanten, maer met geen andre." Twintig jaar later werden
de eerste vruchten geplukt 9 Jan. 1676 werden zij bij „finale
resolutie" gemachtigd hout te kappen. Ook de jacht kwam
een- en andermaal 12 Oct. 1652, 3 Oct. 1654, 30 Sept.
1671 ter sprake. Daarnaast hadden ook economische zaken
de aandacht van de Heeren. die daarbij de belangen hunner
stad gelijkelijk met die van den Polder konden dienen 22
Aug. 1665 behandelden zij een verzoek van gelanden en inge
zetenen van den Middelbuigschen en andere polders dat
waren toen de Oud-Sint-Joosland- en de Nieuwekerkepolder
over het herstel van de pont tusschen Walcheren en den
Polder, die 11 Mei 1647 door hen was ingesteld „tot faci-
litatie ende melioratie van de stadts corenmerct
Het burgerlijk bestuur over de parochie en heerlijkheid, die
van 1644 tot 1679 deel uitmaakte van stadsambachten, werd
uitgeoefend door het College van keurschepenen, bestaande
uit schout en zeven schepenen. Toen zij in 1679 was verkocht
stelde de ambachtsvrouwe, die Middelburg in den eigendom
opvolgde, in 1681 een eigen bestuur in over de heerlijkheid
van het Nieuwland, zooals zij van nu af aan werd genoemd,
bestaande uit schout en drie schepenen, bijgestaan door een
griffier en een onderschout of bode 1
Onder hoede van deze instanties, het burgerlijke en het
polderbestuur, heeft de gemeenschap, die zich al ras na de
1) Zie Walraven en Polderdijk, a.w. blz. 217 vlg. Aldaar ook blz. 230
v!g. de enumeratie der opeenvolgende ambachtsheeren.