29
bezit, terecht geen opgang gemaakt. Wel heeft niemand min
der dan Voetius haar geroemd om haar zuivere metriek1),
maar de overzetting van Datheen had zich te vast in het hart
van het Gereformeerde volk verankerd, dan dat een andere
bewerking deze zou kunnen verdringen. Onder de meer dan
veertig Psalmberijmingen2), die in de zeventiende eeuw het
licht hebben gezien, onderscheidt die van De Huybert zich
noch door kernachtigheid van taal, noch door welluidendheid
van klank. Als voorbeeld van zijn stijl volgt hier de bekende
133ste psalm
Siet toch hoe goed, hoe hueglick (is het) mede,
dat broeders t'saam woonachtig sijn (in vrede).
2. (Tis) als de beste olij (siet,
die) over 't hoofd daald langs den baarde voord,
(langs) Arons baard en' so tot op den boord
van sijne kleed'ren neder vliet.
3. Tis) als een dauw van Hermon (afgestegen,)
de welke daar ne'erdalend' (als een regen
sich) over Zijons bergen (spreijd)
want (God) de Heer heeft daar (all') 's levens (jeugd)
de segening' (de volheijd aller vruegd)
voor eeuwelicken opgeleijd 3).
Meer opgang dan de vertaling zelf heeft de .Noodige waar
link, den algemeenen Ontfanger over de Graaflickheyd van Seeland
Deze Eewoud Teelinck (15711629), een oudere broer en geestverwant
van de bekende piëtistische predikant Willem Teelinck, is waarschijnlijk
en vriend uit De Huyberts Zierikseese tijd. Een jaar na zijn dood trouwde
zijn jongere zuster Johanna Teelinck met Mr. Andries de Huybert (1588
na 1647), een jongere broer van Anthonie.
Aan de Raad van Zieriksee en aan Gecommitteerde Raden van Zee
land schonk dc schriiver presentexemplaren van zijn boek. De Vos, t.a.p.,
blz. 277278, deelt uittreksels mede uit de notulen van de Raad van
4 November 1624 en van de Staien van 22 Juli 1625, die op dit geschenk
betrekking hebben.
1) Inter omnes maxime admiror rationem compositionis metricae,
quam primus, ni fallor, adhibuit Joh. Ainsworthus anglice quamque ipsum
imitatus, secundus (quod sciam) et quidem artificiocissime servavit Ant. de
Huybert J. C. belgice, viri hoc nomine perpetua laude dignissimi". Gisb.
Voetius, Exercitia et bibliotheca studiosi theologiae (Rheno-Trajecti,
1644), p. 525.
2) Vgl. L. Knappert, Oude Nederlandsche Psalmberijmingen (Han
delingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letter
kunde te Leiden, 19051906), blz. 41.
3) De Psalmen des Propheeten Davids, blz. 307308. Wat tussen
staat, zijn woorden, die ,,in den hebreeuzen text niet en staan, maar
noodelick daar bij gevougd sijn, om de onvolkomene rede der hebreeuze
sprake te voltrecken, ofte ook somwiilen om riim te slaan". (Noodige
waarschouwinge, blz. f9 v°). Desgewenst kan men deze vertaling leggen
naast die van de dichter der Souterliedekens, Jan Utenhove, Lucas de