30 schouwinge aan alle liefhebbers der Nederduijtze tale" ge maakt, die De Huybert voorin het werkje liet afdrukken, en waarin hij, op het voetspoor van Marnix, zijn spelling en taalgebruik op wetenschappelijke gronden heeft uiteengezet en verdedigd. De Huybert doet zich hierin kennen als een voorstander van een streng toegepaste buigingsleer, terwille van de schoonheid en de duidelijkheid, en van een ver door gevoerde analogie in de spelling Twee jaar later heeft de Leidse mathematicus Christiaen van Heule in zijn „Neder- duytsche spraec-konst" (Leyden, 1626), en weer twee jaar nadien de Haarlemse predikant Samuel Ampzing in zijn Tael- bericht vóór de ..Beschrijvinge ende lof der stad Haarlem" (Haarlem, 1628), het werk van De Huybert voortgezet. De eerste droeg zijn spraakkunst aan hem op, de tweede getuigt in zijn voorrede, dat ,,de erentfeste, seer geleerde ende be- scheyden" De Huybert hem de ogen heeft geopend5). De Huybert, Van Heule en Ampzing hebben tezamen onze re- naissance-spraakkunst opgesteld, in weliswaar loffelijke ijver, maar „vermengt met onverstand". Hun invloed is groter en langduriger geweest, dan voor de ontwikkeling der Neder landse grammatica wel wenselijk was. Als blijk van erkentelijkheid voor de toezending van deze vertaling droeg Vondel enkele jaren nadien zijn- „Amsterdam- sche Hecuba" (1626) aan De Huybert op. Vondel had, zoals Heere, Petrus Dathenus, Marnix, Camphuysen, Oudaen en Vondel, af gedrukt achter het bovenaangehaalde opstel van Knappert. Hendrik Ghijsen, goudsmid en bovendien voorzanger in de Amstelkerk te Amsterdam, heeft in Den Hoonig-raat der Psalm-dichten, ofte Davids Psalmen met d'andere lof-sangen, op sang-maate gestelt door verscheide autheuren (Amsterdam, 1686) (herdrukt: Amsterdam, 1708) o.a. een aantal psalmen in de vertaling van De Huybert opgenomen. 1Uitvoeriger hierover C. G. N. de Vooys, Uit de jeugd van onze spraakkunst (Verzamelde taalkundige opstellen, I (Groningen. Den Haag, 1924)), blz. 287292, en vooral Zwaan, t.a.p., blz. 1220. De uitvoerige ontleding van De Huyberts taalkundige opvattingen, die men hier aantreft, ontheft mij van de taak, deze opnieuw te beschouwen. De „Noodige waar- schouwinge" is t.a.p.. blz. 123131 herdrukt, met aantekeningen (blz. 257--272), de Voor-rede voor de Psalmvertaling gedeeltelijk blz. 593394. 2) Samuel Ampzing, Taelbericht der Nederlandsche spellinge. Door Christiaen van der Heulen oversien en verbeterd Wormer-veer, 1649), Voor-reden, blz. A 2. In de oorspronkelijke uitgave van 1628 komt deze voorrede nog niet voor. Ook A. Moonen in zijn Nederduitsche spraekkunst (Amsteldam, 1706), blz. 4 v° en David van Hoogstraten, in zijn Lyst der gebruikelykste zelfstandige naemwoorden (Amsterdam, 1725), blz. 4 v° noemen De Huybert als hun voorganger. Adr. Verwer (Anonymus Batavus) noemt hem in zijn Linguae Belgicae idea grammatica (Amsterdam, 1707), blz. 912, slechts terloops.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1943 | | pagina 46