32 dische faculteit aan de Leidse hogeschool, kwam te overlijden, richtten burgemeesteren, schepenen en raden van Zieriksee zich tot de curatoren, om De Huybert voor de opengekomen plaats aan te bevelen1). De benoeming ontging hem echter. De Huybert blijkt evenwel in de Leidse universitaire kringen verscheidene connecties te hebben gehad zo kende hij er o.a, Heinsius2) en Gerard Vossius3). In 1638 werd hem een vergoeding van 75,verleend, omdat Curatoren enige tijd enkele kamers in zijn huis hadden gebruikt4). Toen na de dood van Petrus Cunaeus in 1637 en het emeritaat van Joan nes Lindershausen in 1640 twee vacatures in de juridische faculteit ontstonden, meende de magistraat van Zieriksee nog maals pogingen in het werk te moeten stellen, om De Huybert een universitaire werkkring te bezorgen. Ditmaal richtte zij zich niet alleen tot Curatoren, maar ook tot burgemeesteren, schepenen en raden van Leiden met een aanbeveling voor haar oud-medelid. ,,ten eynde de selve tot eene professie van de Rechten in de voors. Universiteyt mochte werden gevor- dert De vergadering van Curatoren overwoog de vraag, „off men den voorn, meester Antonis de Hubert soude moghen of d'Institutiones Juris laten expliceeren off te passé brenghen casus quotidianos secundum praxin, ende wekelick onder den studenten laten disputeren by forme van pleydoyen materias utiliores, onder decisie van den professor in effecte als rech ter' Tenslotte kwam men tot de overtuiging „dat de sake selfs, soude dienstich wesen voor d Universiteyt ende den studenten van de Rechten, maer dat nopende de forme van dit werck een concept op 't papier sal werden gebracht, ende dat ondertusschen door den secretaris van dese vergaderinge den voorn, advocaet de Hubert 't particulier, sonder daer mede voor alsnoch d Universiteyt t'engageren, sal moghen te kennen gegeven ende geraden werden, dat hy met het oprechten van een privatum collegium juridicum practicum van eenignen stu denten t'sijnen huyse by provisie soude konnen bethoonen sijne hequaemheyt om oock daer naer in 't openbaar soodanige practice exercitiën te konnen doen"41). Waarschijnlijk zal De Huybert tenslotte toch niets gevoeld hebben vcor dit voor ste! zijn naam komt althans in de resoluties der universiteit 1Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit, uitgegeven door P. C. Molhuysen. II ('s-Gravenhage, 1916), blz. 151. 2) Huygens gaf De Huybert in 1631 een brief mee voor Heinsius Worp, t.a.p., I. no. 574. 3) Vgh een brief van G. J. Vossius aan Petrus Cunaeus in Ger. Joan. Vossius, Epistolae (Londini, 1690), no. CXXXIfl. 4) Molhuysen, t.a.p., II, blz. 225. 5) t.a.p., blz. 250251.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1943 | | pagina 48