II
Ter voorkoming van dit gevaar is het verklaarbaar, dat
reeds in 1941 contact gezocht werd met provinciale genoot
schappen van gelijke structuur, ten einde zich een denkbeeld
te kunnen vormen van wat elders werd bereikt en nagestreefd,
waarbij niet verzuimd werd ook het oordeel van meer centrale
instanties in te winnen.
De aldus verworven gegevens hebben het bestuur versterkt
in zijn opvatting, dat ook in de toekomstige Maatschappij
het Zeeuwsch Genootschap een functie zal hebben te ver
vullen. Wanneer zijn taak, onder handhaving van eerbied
waardige traditie en overlevering, ook eenigszins zal afwijken
van wat tot dusverre als daaruit voortvloeiend werd be
schouwd, de aloude doelstelling van het Genootschap, het bij
uitsluiting dienen der Wetenschap, behoort onverkort te wor
den gehandhaafd. Hoewel ook in dit opzicht bezwaarlijk
voorspellingen mogelijk zijn, zullen de bemoeiingen van het
Genootschap zich eerder uitbreiden dan dat belangen, welker
verzorging tot dusverre onder zijn leiding en verantwoorde
lijkheid was toevertrouwd aan verschillende leden, die hun
kennis en tijd daartoe om niet uit liefde voor de wetenschap
ter beschikking stelden aan het bestaande verband mogen
worden onttrokken.
Moge, wanneer de tijden daartoe vervuld zullen zijn, het
bestuur niet tevergeefs een beroep doen op de leden om
gezamenlijk, in organisatorisch verband, het wetenschappelijk
leven in Zeeland te dienen en van zijn eeuwig beginsel, het
streven naar waarheid, te getuigen en het uit te dragen.
Het Genootschap heeft sedert de laatste opgave door over
lijden verloren de leden mevrouw K. S. S. G. FranseEzerman,
Dr. P. C. Boutens. P. C. de Gelleke, Mr. J. W. Goedbloed,
Mr. J. J. Heyse, Ds. J. H. van 't Hoff, Prof. Dr. J. K. L.
Martin, Dr. A. C. Oudemans, P. Puype, A. van Rompu,
P. D. de Vos en W. K. F. Zwierzina. Het telt thans 2 eere
leden, 23 directeuren en directrices en 569 leden, van welke
er 116 te Middelburg wonen; deze cijfers waren het vorig
jaar resp. 2, 25, 618 en 118.