13 daartegenover stond dat zij in de gelegenheid kwam den Oost- Bevelandpolder, waar reeds twee kapitale boerderijen in be drijf waren, van den heer Bosdijk te koopen. Nu het besluit was genomen den Lodewijkspolder als één groot landbouwbedrijf te exploiteeren, kwam men voor de vraag te staan hoe dit het best kon geschieden. De koolzaad- en vlasteelt van 1811 en 1812 was voordeelig geweest, maar de kosten waren ook hoog en alleen bij een uitstekend beheer mocht op redelijke winsten worden gerekend. Aanvankelijk had de bedijker J. Bosdijk op de landbouwwerkzaamheden toegezien en toen deze klaagde, dat hij tijd tekort kwam, waren in de zomermaanden van 1812 G. J. van den Bosch en W. Baartz ter assistentie verschenen. De behoefte aan een definitieve regeling liet zich echter steeds dringender voelen. In de eerste vergadering na de hernieuwing der gemeen schap, den 15den Januari 1813 te Rotterdam samengeroepen, werd bepleit dat iemand te Goes zou gaan wonen, zoo dicht mogelijk bij den polder, om voortaan de belangen van de maatschap ter plaatse te behartigen. Direct dacht men daarbij aan G. J. van den Bosch, die in 1811 en 1812 van zooveel belangstelling en activiteit had blijk gegeven en meermalen naar Zuid-Beveland was gereisd. Weliswaar was hij geen landbouwkundige, maar men had vertrouwen in zijn organisa torisch talent en rekende er op, dat hij met deskundige voor lichting de eerste moeilijkheden zou kunnen overwinnen. Om dat Van den Bosch niet in de vergadering aanwezig was, kre gen de heeren Baartz en Nozeman de opdracht eens met hem te gaan praten, hetgeen zij dadelijk den volgenden dag deden. Toen den 17den Januari de aandeelhouders weer bijeen kwamen, vernamen zij dat Van den Bosch in beginsel bereid was zich beschikbaar te stellen. Ieder verheugde zich daarover „als zijnde zijn Ed. met alle de bijzonderheden van de zaken der polder van nabij bekend, en hebbende bovendien alle de werkzaamheden, die tot dus verre daaraan ook door veele onvoorziene gebeurtenissen onafscheidelijk zijn geweest, mede met een bijzondere zèle helpen besturen"1). Zoon woord „zèle" voor „ijver" her innert er terloops even aan, dat men zich in den tijd van de Inlijving bevond. Hoe drukkend de omstandigheden ook moch ten zijn, voorbeelden van energie en ondernemingsgeest waren echter ook in die jaren te vinden. In den loop van de volgende weken werden verschillende 1) Vergadering 20 Jan. 1813. Notulen Hoofdcommissie 18091813.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 31