20 Na den dood van G. J. van den Bosch, den 11 den Augustus 1836, ging de dagelijksche leiding vanzelfsprekend op zijn oudsten zoon over. Iman van den Bosch was reeds bijna twintig jaren in het bedrijf werkzaam en combineerde een scherp theoretisch inzicht met de noodige practische ervaring. Hij was het, die den Wilhelminapolder tot een modelbedrijf maakte, waarvan de beteekenis voor den Nederlandschen landbouw moeilijk kan worden overschat. Toen I. G. J. van den Bosch zijn vader opvolgde, leed de Nederlandsche landbouw nog steeds onder de depressie, die in 1820 begonnen was. Er werd veel geklaagd en menige boer moest zijn inspan verkoopen. Wel had de regeering in 1835 schaalrechten op den invoer van buitenlandsch graan inge voerd, maar men kon niet zeggen dat de beschermende maat regelen veel hielpen, I. G. J. van den Bosch, reeds vroegtijdig overtuigd vrijhandelaar, verbaasde zich daar niet over. Vol gens zijn meening kon onze kwijnende landbouw alleen weer tot bloei komen door een intensiveering van de cultuur, in overeenstemming met de nieuwste inzichten der landbouw wetenschap. Verder moest men. zoolang de tarwebouw zoo nadeelig bleef, proeven doen met nieuwe gewassen mangel- wortels, uien, cichorei, blauwmaanzaad, hennep of tabak. En de veehouderij zou zich in de richting van systematische fokkerij, eventueel na aanvoer van buitenlandsch fokvee, kun nen bewegen. Al deze denkbeelden, die overeenstemmen met het inzicht, dat later werd getoond in de landbouwcrisis van de jaren tachtig en de middelen ter bestrijding daarvan door de bekende staatscommissie van 1886 aanbevolen, heeft Van den Bosch in woord en geschrift verdedigd enin praktijk gebracht. Rationeele bedrijfsorganisatie is niet mogelijk zonder een nauwkeurige winst- en verliesrekening, en deze moet weer steunen op een goede boekhouding. Zijn denkbeelden daar over heeft Van den Bosch neergelegd in een werkje Hand leiding tot het doelmatig boekhouden op een landelijk bedrijf (Middelburg, 1843). Het boekje bevat het voorbeeld van een boekhouding, bruikbaar voor een bedrijf van ongeveer 70 hec taren. Vermoedelijk heeft de schrijver hiervoor geen gegevens gebruikt van den Wilhelminapolder, maar van zijn particuliere hofstede „Mon Plaisir" bij Wolfaartsdijk. Hij hoopte dat zijn geschrift ook het onderwijzen van landbouwboekhouden op plattelandsscholen zou aanmoedigen. ,,Het onderwijs in boek houding op de plattelandsscholen" aldus Van den Bosch „zal aanleiding geven tot het verzamelen van eenen schat van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 38