21 daadzaken en opmerkingen, die anders verloren gaan, en veel tot vooruitgang kunnen bijdragen terwijl de zucht tot grondig onderzoek zal toenemen de gemoederen meer ontvangbaar zullen worden om beproefde verbeteringen na te volgen en niet alles te verwerpen wat vreemd is. Een goede boekhouding is voorts het beste wapen tegen vooroordeelen het brengt op den waren weg van verlichting en zal den bloei bevorderen van het nuttigste en edelste bedrijf, waarmede de volkswel vaart in het nauwste verband staat." Veel resultaat had deze opwekking in het conservatieve Zeeland voorloopig niet. Hoe moeilijk de Zeeuwsche boer voor nieuwe denkbeelden toegankelijk was, ondervonden de leden van de Provinciale Commissie van Landbouw, waarvan ook I. G. J. van den Bosch deel uitmaakte1). Wat men ook deed, de werken van Thaer in het Nederlandsch vertalen, landbouwtijdschriften oprichten of prijsvragen uitschrijven, slechts weinig landbouwers bleken bereid de voorvaderlijke sleur te verlaten. Slechts enkele stedelingen-grondbezitters, die belangstelling toonden voor de moderniseering van hun bedrijven (in Engeland sprak men van gentleman-farmers" de kring, waaruit in 1843 de Zeeuwsche Landbouw-Maat- schappij voortkwam interesseerden zich voor het werk van den vooruitstrevenden Van den Bosch. Een speciale studie maakte Iman van den Bosch van de schapenteelt, waarvan hij juist in den tijd van de heerschende landbouwcrisis hooge verwachtingen koesterde. Hij schreef eens ,,Men zal zeldzaam achteruitgang vinden op hofsteden, waar schapen worden gehouden", en inderdaad had menige boer de ervaring opgedaan, dat schapen voor hun vleesch, wol en mest met voordeel waren te houden, vooral als zij buiten dijks op schorren konden weiden. Van den Bosch meende echter dat de schapenhouderij veel gunstiger resultaten zou afwerpen als men meer zorg aan de dieren besteedde en men wat systematischer naar rasverbetering streefde. In Zeeland werden veelal schapen van het verbasterde Vlaamsche ras gehouden, en deze gaven wol van slechte of middelmatige kwaliteit. Daarom bepleitte Van den Bosch de 1) De Commissies van Landbouw waren in 1806 als provinciale orga nisaties ingesteld om alle landbouwbelangen te behartigen. Men had ver wacht, dat zij voor het agrarisch leven dezelfde beteekenis zouden krijgen als de Kamers van Koophandel en Fabrieken voor handel en nijverheid. Toen bleek dat de Commissies van Landbouw niet aan deze verwachting beantwoordden,werden zij in 1851 als overheidsinstellingen opgeheven. Hun taak ging grootendeels over op de particuliere landbouwmaatschappijen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 39