29 derd is) minder voordeel geeft, is de heer Van den Bosch, evenals de voornaamste schapenfokkers in Holland, thans bezig Lincolnshire-rammen in te voeren, die bij meerdere lichaamsgrootte eene veel zwaardere vacht leveren en op onze poldergronden even goed en spoedig zich ontwikkelen en vet worden als de Leicesters Met belangstelling volgden de genoodigden draineerings- werkzaamheden, die Van den Bosch door eenige bekwame ar beiders deed uitvoeren. De polder was verdeeld in bouwlan den, bij zes hofsteden gelegen. Op deze hofsteden woonden vanouds bedrijfsboeren, die tegen een vaste vergoeding en een aandeel in de winst alle werkzaamheden in opdracht van de directie vervulden. ,,Op de hofstede Goenje stonden ter bezichtiging eene locomobile met daarbij behoorend dorsch- werktuig van Ransome and Sims, met paardenmolen een kluitenbreker, van Crosskill eene kar, uit de daarvoor be roemde fabriek van Crosskill, en een waschtoestel voor scha pen". Ook liet Van den Bosch toestellen zien om knollen en mangelwortelen te raspen. De bezoekers waren uiterst voldaan over hetgeen zij te zien hadden gekregen. Op voorstel van den heer Sloet besloten zij als aandenken aan dien dag hun portretten in een album ver- eenigd aan I. G. J. van den Bosch ten geschenke te geven. Twee jaar later, in 1864, vroeg Van den Bosch zijn ontslag om nog een aantal jaren van een welverdiende rust te kunnen genieten. Hij wist het bedrijf in veilige handen bij zijn zoon G. J. van den Bosch. I. G. J. van den Bosch bleef de verdere ontwikkeling van het bedrijf, dat hij zoo lang had geleid, met aandacht volgen. Meestal woonde hij op zijn hoeve Mon Plaisir bij Wolfaartsdijk, 's winters dikwijls in Zuid-Frankrijk. Hij overleed den 19den Mei 1880 te Wiesbaden. G. van den Bosch, naar zijn grootvader genoemd, was in 1828 te Wilhelminadorp geboren. Van jongs af leefde hij in een omgeving, die zijn vroeg ontwaakte agrarische belang stelling wel moest prikkelen. Hij studeerde eenige jaren aan het „Landwirtschaftliches Institut" van de universiteit te Jena en deed studiereizen naar Engeland en Schotland hij miste den commercieelen aanleg van zijn grootvader en de enorme activi teit van zijn vader, maar hij was een bekwaam en betrouwbaar man, volledig op de hoogte van de werkzaamheden in den Wil- helminapolder. Zooals wij reeds meedeelden, was hij sedert 1853 als assistent-bedrijfsleider in den polder werkzaam. Toen hij in 1864 zijn vader opvolgde, bevond de Neder-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 47