37
De kaart van Hattinga 1die de situatie van de Rillandsche
en Batsche schorren in 1748 aangeeft, is gemaakt naar aan
leiding van de bezetting van Zuid-Beveland, toen men tijdens
het beleg van Bergen-op-Zoom een inval der Franschen en
een herhaling van de gebeurtenissen van 1572 vreesde. De
plaats, waar men te voet bij laag water kon oversteken, be
vond zich op den Brabantschen wal nabij Woensdrecht, dus
nog op dezelfde plek, waar Mondragon zijn tocht begon. De
Geule-over-het-land wordt gezegd bij laagwater slechts 2 a
3 voeten diep te zijn. Waar wij weten dat de soldaten van
Mondragon slechts tot het middel in het water gingen, be-
teekent dit dus binnen een tijdvak van bijna twee eeuwen vrij
wel geen verandering.
Intusschen ging van beide kanten gestadig, zij het ook in
heel langzaam tempo, de herdijking haar gang. Nog aan
het einde der 16e eeuw won men op Zuid-Beveland de Krab-
bendijke-, Maags- en Monnikepolders terug, in de 17e eeuw
volgden de polders van Valkenisse, Oude Maire en de Oost
polder, tenslotte in de 18e eeuw de Reigersbergsche polder. In
Brabant waren het de polders van Ossendrecht, Woensdrecht
en Oud-Hinkelenoord in de 17e eeuw, de Zuidpolder van
Ossendrecht in de 18e eeuw.
Alleen in het noorden van Zuid-Beveland was herdijking
onmogelijk. Ondanks vele pogingen, daartoe ondernomen, ging
de eertijds machtige stad Reimerswaal met de haar omringende
landen voorgoed verloren. De stad zelf bleef weliswaar het
langste intact, zij werd echter steeds meer door haar inwoners
verlaten. Toen in 1631 de gevangen Spanjaarden daar werden
overgebracht namen de laatste bewoners de wijk naar Tolen.
Vond naar het noorden dus geen landaanwinning plaats,
naar het oosten was vooral door de inpoldering van den Rei-
gersbergschen polder, waarmee tevens het ,,Vinckenisse" gat en
de „Batse Kaay" werden binnengedijkt, de afstand tot den Bra
bantschen wal aanmerkelijk verminderd. Geen wonder, dat men
zich bij de nadering der Franschen op het einde der 18e eeuw
opnieuw ernstig over de veiligheid van Zuid-Beveland on
gerust maakte.
Volgens een bericht uit de Hollandsche Historische Cou
rant van 25 Januari 1785 2werd een commissie uit Goes af
gevaardigd. die tot taak had te onderzoeken of het gerucht
1) Kaart van de Rillandsche en Batsche schorren door D. W. C. Hat
tinga. 5 Maart 1748. R. A. Zeeland, Inv. de Waard nr. 667 (thans verloren)
2) Uit de collectieVerheye van Citters, port 68e (R. A. Zeeland).