38 waar was, dat de passage van het eiland naar den vasten wal bij laag water makkelijk was te volbrengen. De proef werd op de som genomen een tweetal heeren volbracht de tocht bin nen een uur. Vermoedelijk werd naar aanleiding van dezen tocht een kaart opgemaakt, die berustte op het Rijksarchief in Zee land t). Er werden twee profielen bij geteekend waaruit blijkt, dat de breedte van de geul bij laagwater slechts 30 roeden bedroeg voor de rest kon de overtocht droogvoets worden volbracht over de bij eb geheel droog vallende slikken. Op de diepste plaats in de geul stond slechts 20 duim water. In 1804 overtuigde de op waterstaatgebied bekende Jan Blanken zich persoonlijk van de mogelijkheid het Kreekrak met laag water te doorwaden. Hij volbracht den tocht op 14 Aug. 1804 en stelde hiervan een uitvoerige memorie op, waarbij een tweetal kaarten werden gevoegd 2Hij begint zijn beschrijving van het Kreekrak met de opmerking dat er „geene genoegzame diepte of passagie voor de scheepvaart bestaat ten tijde van laag water". De overtocht van den Bra- bantschen wal tot op den zeedijk bij Bat duurde slechts 66 minuten. Tot bewijs dat de overtocht niet alleen mogelijk was voor volwassenen maar ook voor kinderen, nam Blanken zijn 14-jarigen zoon mee. In 1809 volbracht een leger voor de tweede maal dien tocht door de Oosterschelde. Op 4 September van dat jaar staken de Hollanders onder aanvoering van Cort Heyligers van den Brabantschen wal over naar fort Bat, teneinde Zuid-Beve land te ontzetten, dat in handen van de Engelschen was ge raakt. De overtocht wordt ons als zeer moeilijk beschreven, maar geschiedde 's nachts bij onstuimig weer. Later door waadde een geheele afdeeling artillerie met al haar materiaal bij laagwater deze kreek zonder het minste verlies3). Waar schijnlijk werd hierbij de route gevolgd, die op de kaart van J. Blanken Jansz. met ..marschlinie" staat aangegeven en was 1) Kaart van Zuid-Beveland. Oosteinde 1785 (R. A. Zeeland, Inv. de Waard nr. 677 (thans verloren) 2) Memorie, dienende tot een generaal rapport van den lt. kolonel directeur der maritieme werken en inspecteur der zeehavens en zeegaten J. Blanken Jansz. wegens deszelfs peilingen en opnemingen van de rivieren, vaarwaters en situatiën, zoo ten wederzijde van het Sloe, tusschen de eilanden Walcheren en Zuidbeveland, als tusschen het Oosteinde des laatst genoemden eilands, en de vaste wal van Bergen op Zoom tot Zand vliet. Augustus 1804 (met 2 kaarten). (R. A. Zeeland, Aanwinsten 1939, nr. 14). 3) Baron KrayenhoffBijdragen tot de Vaderlandsche geschiedenis van de belangrijke jaren 1809 en 1810, p. 137.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 60