39
de heele onderneming op diens ervaring gebaseerd1). De
diepte der geul, die bij laagwater moest worden doorgetrok
ken, bedroeg nog slechts 1 voet.
Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat
reeds in het begin van de 19e eeuw plannen werden gemaakt
tot afdamming van dit vaarwater.
Toen Napoleon in 1810 Zeeland bezocht, overtuigde hij
zich persoonlijk van de mogelijkheid van deze afdamming.
Aan A. Schraver, inspecteur van de zeewerken in het depar
tement der Monden van de Schelde, werd opdracht gegeven
de noodige plannen daartoe in gereedheid te brengen. Op
28 Januari 1811 diende hij deze bij Napoleon in2).
Het doel, dat Napoleon hierbij voor oogen stond was van
Antwerpen de grootste zeehaven van het noorden van zijn rijk
te maken, welke, tevens als oorlogshaven ingericht, ook van
den Hollandschen kant gemakkelijk benaderd moest kunnen
worden. Het vaarwater bij Bat was daarvoor ten eenenmale
onvoldoende. Naast plannen tot verbetering van de Welsing-
sche en Arnemuidsche kanalen opperde Schraver dan ook het
denkbeeld tot het graven van een kanaal door het oostelijk
gedeelte van Zuid-Beveland. Door de. ontwikkeling der poli
tieke gebeurtenissen kon er evenwel geen begin van uitvoering
aan worden gegeven. De plannen werden onder het volgende
bewind echter weer ter hand genomen.
Op 22 April 1827 bracht de Hoofdingenieur van den Wa
terstaat te Middelburg aan den Gouverneur der provincie
Zeeland rapport uit over de groote land- en watercommuni
catie-middelen in die provincie 3). Hierin werd o.a. betoogd
,,de sterke aanlanding van het Sloe en de ongeschiktheid voor
de scheepvaart, zelfs voor gewone binnenlandsche vaartuigen,
van het verdronken Zuid-Beveland, maken het onder menig
vuldige standpunten volstrekt noodzakelijk, dat een nieuwe
communicatie tusschen de Ooster- en de Westerschelde worde
daargesteld, die geschikt is, zoowel voor de groote zeevaart,
als de kleine of binnenlandsche scheepvaart, en welke na de
voltooiing van het kanaal van Terneuzen, in verband met de
verdere ontwerpen, in uitvoering zijnde, of bereids uitgevoerde
1Kaart van de peilingen en opnemingen der vaarwaters tusschen
Zuid-Beveland en de vaste wal en Bergen-op-Zoom door J. Blanken Jansz.
1804 (A. R. A., Inv. Hingman nr. 1203).
2) Consideratiën van den inspecteur der zeewerken A. Schraver nopens
de vereeniging van het eiland Zuid-Beveland met het vaste land van Bra
bant (R. A. Zeeland, Archief Rijkswaterstaat, voorl. inv. nr. 350).
3) R. A. Zeeland, Archief Rijkswaterstaat (Voorl. inv. nr. 207 A).