43
toogde 1wil dat niet zeggen dat daaraan een groot vermogen
gepaard ging. Waarschijnlijk was de diepte niet zeer belangrijk,
zooals uit het hieronder volgende ook nog nader zal blijken.
Gedurende de geheele periode der Middeleeuwen werd
langs de oevers der Honte druk ingepolderd. Af en toe onder
braken overstroomingen dit proces daarna ging men echter
weer met vernieuwden ijver voort.
Het eerst is hierop de aandacht gevestigd door Blanchard 2
die tot de conclusie komt „s'il y a eu un changement depuis
la fin du XlIIe siècle, il faut le chercher dans un rétrécissement
lent mais continu de l'estuaire." Hij neemt hiermee stelling
tegen de opvatting van Kluit 3die op grond van een door
hem medegedeeld charter van Jacoba van Beieren besluit, dat de
Honte in de Middeleeuwen slechts een onbeduidende stroom
was, die eerst omstreeks 1500 bevaarbaar begon te worden.
Kluit ontleende dit charter aan een proces tusschen de stad
Antwerpen en de pachters van den tol van Iersekeroord over
de kwestie of de graaf van Zeeland al dan niet het recht had
tol te heffen op de Honte. Gedurende de geheele 15e eeuw is
dit proces hangende gebleven, tot tenslotte in 1504 de eind
uitspraak viel ten gunste van de pachters.
Van het grootste belang is het daarom de geschiedenis van
bovengenoemden tol, den z.g. Grooten Zeeuwschen tol, na te
gaan. Oorspronkelijk werd deze geheven te Iersekeroord,
welke plaats wij omstreeks 1400 met Sneller 4) te zoeken heb
ben op den oever van de Schelde op Zuid-Beveland tegenover
Bergen-op-Zoom5Op oude kaarten zien wij daar het
tolhuis nog aangegeven (zie de afb.). Deze plaats was zoo
gekozen dat de schepen, die uit Holland of uit zee de havens
van Brabant en Vlaanderen wilden bezoeken, het tolhuis moes
ten passeeren. In die gunstige ligging kwam pas verandering
toen de Honte als scheepvaartweg mee ging tellen, wat volgens
de historische gegevens in de 15e eeuw langzamerhand het
geval werd. In de rekening van den rentmeester van Zeeland
bewesten Schelde van 1429/30 klaagde deze over de geringe
opbrengst van den tol van Iersekeroord, die sterk verminderd
was doordat „die meeste hoop van den coopmannen haire goe
deren senden tAntwerpen waert uut Vlaenderen, ende oick als
zy, uter zee commen, bi der Honten ende die goeden van dane
1Dr. A. A. Beekman Geschiedk. Atlas van Nederland. Zeeland in
1300. Tekst p. 12.
2) R. Blanchard: La Flandre (Paris. 1906), p. 178, n. 8.
3) A. KluitHistoria critica I, 2 p. 139 e.v., p. 164.
4) Z. W. Sneller: Walcheren in de 15e eeuw, p. 18.
5) Vgl. hiervóór p. 32 n. 2 en Vlam, a.w. p. 61 n. 39.