60
gemaakt 1„midts de quade comportementen van Florentius
Steradius, Latinsche schoolmeestere binnen deser stede, is
desselfs dienst van nu af opgesecht ende hem gelast sich te
voorsien van een ander plaetse, zullende nyet langer gedult
werden als tot Allerheyligen voors." Een maand daarop2)
„heeft geremonstreert Florentius Steradius, dat hem door den
bode van de stadt was aengesegt dat hy hem van een ander
woonplaets soude voorsien, gemerckt d'Heeren haer van hem
niet langer en wilden dienen versocht derhalven ofter geen
middelen van genade voor hem en conde werden uytgevonden,
gevende voor redenen syne aenstaende armoede, dat het,
tegens den winter sijnde, hy genootsaeckt soude sijn met sijn
vrouw ende kinderen elders miserabel te gaen suckelen", doch
„hebben d'Heeren geresolveert om sekere pregnante redenen
te persisteren bij haar Ed. voorig resolutie op den 22 Juli ge
nomen". Het moet dus met dezen rector wel heel erg ge
weest zijn
Geen twee jaar later, in het begin van 1653, presenteerde
zich Johannes Jones (of Jonassen) van Middelburg3) „om
alhier het rectoratum van een Latijnsche schole te exerceren,
zijnde hetselve versoeck geassisteert door de intercessie van de
predicanten deser stede". Men besloot dat „denselven Jo
hannes Jones by de Curatores scholarum (zou) werden ge-
examineert ten overstaen van d'heeren Govers ende Strazeel,
sullende deselve insonderheyt regard nemen op syne gaven
ende comportement."
„De gedeputeerde tot het examen van Johannes Jonas" is
van oordeel, dat deze4) „van seer goede apparentie is ende
volcoemelijck bequaem om deze charge te bedienen." Jones
werd dan ook geadmitteerd 5) „op het tractement van 40 pd.
VI., mitsgaders vry huyshuyre ende stadtsaccijss, gelijck de
predicanten in desen sijn genietende." Al spoedig zag men
zich genoodzaakt wegens de verhoogde uitgaven het recht op
de zegeling 6) van vier gr. te ponde te augmenteeren met nog
twee, makende samen zes gr. Van de opbrengst hiervan werd
betaald het salaris van den Latijnschen rector benevens dat
van den schout, „aengenomen tot weringe van de frauden" 7).
Het kostte nogal moeite om voor den rector een huis te vin-
1) Notulen van Wet en Raad 22 Juli 1651.
2) Ibid. 15 Aug. 1651.
3) Notulen van Wet en Raad 7 Januari 1653.
4) Notulen van Wet en Raad 12 Maart 1653.
5) Ibid. 16 Maart 1653.
6) Dit werd geheven bij den verkoop van onroerende goederen.
7) Notulen van Wet en Raad 3 Mei 1653.