67 hun klachten tot den Prins, die hun oude wenschen vervulde en bij privilege van 9 Maart 1574 Arnemuiden tot den rang van stad verhief. Het kreeg een eigen bestuur en werd ont slagen van het toezicht van de heeren van Middelburg, die zoo lang des Konings zijde hadden gehouden. De verwoeste hui zen werden herbouwd, er werden wallen om de stad aange legd. Al spoedig had de plaats ook het uiterlijk van een stad. Het nieuwe stedelijke bestuur ontwikkelde groote activiteit gilden werden opgericht, een rederijkerskamer ontstond1), een Fransche2) en een Latijnsche school werden gesticht. Lang duurde de bloei van Arnemuiden echter niet. De reede begon steeds meer te verlanden, waardoor de scheepvaart be lemmerd werd. Door het verdwijnen van den handel verlieten reeds in het begin van de zeventiende eeuw vele ingezetenen de plaats. De geldnood van de smalstad werd tengevolge van den economischen achteruitgang zóó groot, dat zij een bank roet maakte van een bedrag van 72.672, een enorme som in dien tijd (9 Nov. 1624) 3). Arnemuiden werd daarna een eenvoudige visschersplaats. Het eenige bedrijf, dat er verder nog bloeide was de pannering. Van stedelijk leven was weinig sprake meer. Hier willen wij de geschiedenis van de Latijnsche school te Arnemuiden in haar kortstondig bestaan vervolgen 4Zij was de vierde van dien aard op Walcheren. De andere Latijnsche scholen waren gevestigd te Middelburg deze was verreweg de belangrijkste Vlissingen en Veere. De eerste Latijnsche schoolmeester, die van de stad een aanstelling ontving, was Raphael Canisius5). Er werd geaccordeerd ,,dat dezelve, Latijn leerende, opperste schoolmeester wesen ende de halve winste van alle de kinderen genieten soude vijftich gulden voor teerste jaar ende in tijden ende wijlen meer, zoe verre bevonden wierde dat hijt verdiende." Inderdaad werd zijn salaris in 1584 gebracht op 62 6). 't Volgend jaar7) ver zocht hij aan de stedelijke regeering nogmaals om verhooging van zijn toelage ,,oft toelatinghe van de geheele schole ende vervallen van alle de kinderen, met verlatinghe van meester 1) Zie Meertens, o.c., p. 105/6. 2) Zie Kesteloo, o.c. p. 309313. 3) Zie o.c. p. 168. 4) Een lijst van Latijnsche schoolmeesters gaf Kesteloo, o.c. p. 306309. 5) Notulen van Wet en Raad 30 Sept. 1583. 6) Volgens Kesteloo, l.c. p. 306. 7) Notulen van Wet en Raad 26 Febr. 1585.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 89