70
te leeren spreken1). Dat de kerken echter met deze school
spelen niet ingenomen waren, blijkt uit een request van de
Provinciale Zeeuwsche Synode (gehouden te Tolen in No
vember 1602) - waarin aan de Staten van Zeeland verzocht
werd het ..placaet van policie" tegen de ,,rethorijckspelen" te
vernieuwen, „mitsgaders oock tegen de spelen in de latijnsche
ende fransche scholen naerder te verclaeren, alsoo door sulcke
onnoodighe ende ontstichtelijcke oeffenningen de jonckheyt
haeren tijdt verliest.'- Gecommitteerde Raden zijn echter op
dit verzoek niet ingegaan, „alsoo hierop bij placate is voor-
sien." In Arnemuiden had men blijkbaar niets tegen het spelen
van een Latijnsch stuk. Het stadsbestuur althans verleende
aan Mr. Hubrecht een gratificatie van 3 voor zijn moeite.
Toen hij te Arnemuiden zijn vijf jaar had uitgediend, kreeg hij
8 April 1592 op zijn verzoek ontslag en vertrok naar Goes,
waar hij de eerste rector werd na de reformatie 3
Een opvolger vond hij in Samuel Huybrechtsz.. zoon van
den eersten predikant te Arnemuiden Hubrecht Fransz. 4).
Van de stad had hij sinds November 1593 een studietoelage
genoten van 50 per jaarr'). In April 1596 verzocht hij6)
„om tot oprichtinghe van een Latijnsche schole geadmitteert
te worden", en op 2 Mei 1596 vond de benoeming reeds
plaats. In de voorwaarden van aanneming") staat te lezen,
dat hij vermaand „ende nyettemin scherpelijck gelast wort in
zijn leven, handelinghe ende wandelinghe" zich „eerlick ende
vromelick" te gedragen „onder de behoorlijcke gehoorsaem-
heyt van Wet ende Raedt voornoemt, alles tot goeden exempel
ende spieghele voor de jonghe jeucht, die onder hem soude
moghen commen te woonen ende leeren." Hij moest het ver
mijden „tegen yemanden int particulier oft oock tegen de
stadt ministers oft andere in tgenerale eenighen twist, questie
oft tweedracht te moveren oft op te werpen." Verder werd
hem gezegd, „dat hy gehouden zal zijn met die van der stadt
1Over de „directe methode' bij het aanleeren van Latijn, zie J. F. M.
Sterck, Onder Amsterdamsche humanisten (1934), p. 7880.
2) Zie J. Reitsma en S. D. van Veen, I.e., p. 87. Verder Meertens,
I.e. p. 430.
3) Met voorkennis van het stadsbestuur had sedert 1583 te Goes in het
Latijn les gegeven Petrus Bertius, een predikant die uit Duinkerken was
komen vluchten en later in Wolfaartsdijk beroepen werd. Zie R. A. S.
Piccardt, Bijzonderheden uit de geschiedenis der stad Goes (1865), p. 173.
Zie ook R. C. H. Römer, l.c. p. 85 sq.
4) Zie Kesteloo, l.c. p. 280 sq. 5) Zie Kesteloo, l.c. p. 281.
6) Notulen van Wet en Raad 24 April 1596.
7) Notulen van Wet en Raad 2 Mei 1596.