71 ministers ende andere in goede vriendschap, eenicheyt ende correspondentie te leven, alst behoort, op pene, zoe teennighe toecommende tijden anders oft contrarie vernomen ende ge- speurt wierde, dat die van Wet ende Raedt voornoemt" hem terstond zouden ,,destitueeren", „tot conservatie van de ruste ende twelvaeren van der stadt." Blijkbaar had men veel last gehad van de twisten van zijn voorgangers met de predikan ten. De overige voorwaarden waren ongeveer gelijkluidend met wat Mr. Hubrecht van der Venne onderteekend had. Zijn jaarwedde zou 100 bedragen. Samuel Huybrechtsen heeft het ambt van Latijnsch school meester te Arnemuiden maar negen maanden uitgeoefend slechts over genoemd tijdvak wordt zijn jaarwedde in de stads rekening vermeld. Spoedig na zijn vertrek overwoog het stads bestuur „dat tot gerieff van de gemeente ende eere ende dienste van de stadt wel een Latijns schoolmeester van doene zoude wesen" men zag derhalve om „naer een bequaem person tot houdinghe van een Latijnsche schole" 1Óp 22 Aug. 1600 werd dan ook Anthonie Biese (Biesius), gekomen uit Delft, in dienst genomen op een jaarwedde van 1002 Door zijn kostjongens liet hij een spel opvoeren, waarvoor hem door de stad 2 werd toegelegd3). Onder deze kost- jongens behoorde toen ook de twaalfjarige Isaac Beeckman, die later bekendheid verwierf als wiskundige. In 1618 kwam Beeckman met Descartes in contact te Breda, waar hij een wiskundig vraagstuk, dat in het openbaar was aangeplakt, voor dezen uit het Nederlandsch, waarin het gesteld was, in het Latijn vertaalde deze taal moet hij te Arnemuiden en daarna te Veere geleerd hebben. De jonge Beeckman ging met den rector Biese in 1602 mee naar Veere. In dit jaar deelde Biese aan het stadsbestuur mede5) „dat hem van weghen die van der Vere ongelijck beter conditie geoffereert ende oock veel meerder jaerlicx gaige gepresenteert wort als hy hier van de stadt is hebbende". Hij verzocht zijn „gaige te vermeerderen ende verbeteren" of dat het „mijne heeren be lieven soude hem toe te laeten zijn meeste proffijt met ver- huyssen te moghen soucken." Tot een salarisverhooging kon de stadsregeering, waarschijnlijk wegens de financiëele moei lijkheden, waarin Arnemuiden verkeerde, niet overgaan. 1) Notulen van Wet en Raad 29 Febr. 1600. 2) Kesteloo, l.c. p. 307. 3) Volgens de stadsrekening van 1601/2, zie Kesteloo, l.c. p. 308. 4) Zie C. de Waard, o.c. p. IV. 5) Notulen van Wet en Raad 9 Maart 1602.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1944 | | pagina 93