XVIII
13 Februari 1946. De oudste betrekkingen der Zeeuwen
met Indië, door Dr. W. S. Unger.
De Commissie voor redactie van het Archief is als volgt
samengesteld Mr. J. G. Veltman Fruin, voorzitter, Mejuf
frouw Dr. H. C. M. Ghijsen, Dr. W. S. linger, secretaris.
In het afgeloopen jaar is een begin gemaakt met de nood
zakelijke reorganisatie van ons museum.
Meer en meer was de overtuiging gerijpt, dat het een gron
dige wijziging behoefde, zonder dat concrete plannen konden
worden ontworpen. Bij den herbouw der Abdijgebouwen was
de wenschelijkheid geopperd dat deel van het complex, dat
vóór de verwoesting de bureaux der Provinciale Griffie her
bergde, te bestemmen voor Zeeuwsch Museum, en in de
oorlogsjaren werd hierover met den vice-voorzitter der Rijks
commissie voor de musea van gedachten gewisseld, doch deze
besprekingen waren zuiver informatorisch. Ongetwijfeld pleit
ten eenige belangrijke overwegingen voor een oplossing in
dezen zin, met name het feit, dat zich hier reeds die deelen
der Abdijgebouwen bevinden, die den bezoeker worden ge
toond. Voortgezette overweging echter deed, in onzen kring
althans, het aanvankelijk enthousiasme al ras bedaren. Meer
en meer werd betwijfeld of een gebouw, dat voor bureaux der
administratie onbruikbaar werd geacht, geschikt zou zijn voor
een museum als het onze. Bovendien bleken de kosten van be
heer, daar het Rijk die niet ten volle voor zijn rekening wilde
nemen, een onoverkomelijk bezwaar. Doch zelfs indien deze
bezwaren zouden kunnen worden ondervangen, redelijkerwijze
zal in geen jaren er op kunnen worden gerekend, dat dit plan
zal worden verwezenlijkt. In ieder geval wilden wij daarop niet
wachten. En twee omstandigheden brachten in den afgeloopen
winter de zaak in beweging n.l. de schitterende tentoonstelling
„Behouden Schoonheid die deed zien, dat van ons gebouw
toch wel iets te maken was, en het genereuse aanbod van het
gemeentebestuur van Middelburg een aantal van de fraaie