9
steden meer genoemd. De weinige jaren die hem toen nog
restten, heeft hij in zijn geboorteplaats doorgebracht.
Uit het feit, dat Jonas van Reigersberch zich in 1591 in de
theologische faculteit van de Leidse hogeschool liet inschrijven,
mag men opmaken, dat hij aanvankelijk predikant had willen
worden. Om ons onbekende redenen is dit voornemen niet
verwezenlijkt. Zijn theologische belangstelling blijkt hieruit,
dat de professoren, die in zijn album schreven, voor het
merendeel theologen waren klaarblijkelijk heeft hij hun col
leges gevolgd. Dat zijn belangstelling vooral uitging naar de
studie van het Hebreeuws zou men kunnen opmaken uit het
feit, dat onder deze theologen niet minder dan zeven Hebraïci
worden gevonden Willem van der Codde (Leiden), Fran-
ciscus Raphelengius (Leiden), Jacobus Melvill (St. Andrews),
Philip Ferdinand (Cambridge), Bartholomeus Keckermann
(Heidelberg), Johannes Pappus (Straatsburg) en Caspar
Waserus (Zürich). Is het alleen aan de vroege dood van
Jonas van Reigersberch te wijten, dat deze belangstelling geen
vrucht heeft gezet
De namen dergenen, die in het album hebben geschreven,
laat ik in alfabetische volgorde afdrukken. Aan deze rang
schikking heb ik de voorkeur gegeven, omdat men hen aldus
het gemakkelijkst vindt. Ik noteerde de namen in de vorm,
waarin zij in het album voorkomen, en voegde er de plaats en
de datum van de inscriptie bij, voor zover die werden opge
geven, en bovendien, tussen haakjes, het no. van de blz. van
het album. Voor zover mij dat mogelijk was. gaf ik van elke
persoon enkele levensbizonderheden, van de meest bekende
het minst, van minder bekende wat meer. Ik verwees daarbij
naar enkele biografische woordenboeken, t.w. Geletterd Zee
land (Middelburg, 1741) van Pieter de la Ruë (aangehaald
als De la Ruë), de Levensberichten van Zeeuwen (Middel
burg, 18901893; 2 dln.) van F. Nagtglas (Nagtglas), het
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (Leiden, 1911
1937 10 dln.) (N.N.B.W.de Allgemeine Deutsche Bio-
graphie (München u. Leipzig, 18751912 56 dln.) (A.D.B.),
de Belgische Biographic nationale (Bruxelles, 18661938;
27 dln.) (B.N.B.) en de Engelse Dictionary of national bio
graphy (London, 18851901 63 dln.) (D.N.B.).
Ik heb niet alle inscripties opgenomen, maar mij beperkt
tot een uiteraard subjectieve keuze. Ik geloof echter dat ik
geen enkel inschrift, dat om de een of andere reden de aan
dacht verdient, heb weggelaten. Velen hebben alleen maar hun