37
zoon van Ferdinando Jacobsz. (Visscher), waarschijnlijk een
aanzienlijk koopman en scheepsreder, die in 1574 als schepen
in de regering van Middelburg kwam, en later thesaurier werd.
Johan werd vermoedelijk te Vere geboren hij studeerde te
Leiden, waar zijn inschrijving niet gevonden is, in de rechten,
en behoorde tot het Zeeuwse studententoneelgezelschap, waar
over hiervoor meermalen is gesproken. Later studeerde hij te
Canterbury, maar van zijn verdere lotgevallen vond ik niets.
Zie over hem Nagtglas, II, blz. 862.
Volka (Ludovicus Allardus), (Bazel), 25 Oc
tober 1598 (blz. 454). Ik zocht tevergeefs naar gegevens
over Volka, maar vond evenmin iets over hem als over de nu
volgende
V o n i s (Petrus C h r i p to p h.z. pl. en d. (blz. 201
Vosbergius (Josias), z. pl.. 20 Maart 159... (blz.
489). Josias van Vosbergen, als Josias Vosbergius Verea-
nus 22 Juni 1591 in de literaire faculteit te Leiden ingeschre
ven. Hij was de jongste zoon van Caspar van Vosbergen
(de Oude), die in 1575 hoogbaljuw van Zieriksee, in 1576
baljuw van Vere, in 1587 namens Vere gecommitteerde raad
van Zeeland ter Admiraliteit werd en in 1598 overleed. Josias,
die te Vere is geboren, maakte een studiereis door Duitsland,
blijkens zijn inschrijving te Heidelberg in November 1598, en
volgde later zijn oudere broer Johan op als rekenmeester van
Zeeland. Hij behoorde tot de studenten, die in 1595 te Mid
delburg een toneelopvoering gaven. Zie over hem Nagtglas,
II, blz. 898.
Vulcanius (B.), Leiden, 9 Juli 1596 (blz. 131).
Bonaventura Vulcanius (15381614), sinds 1581 professor
in de klassieke talen te Leiden. Zijn inscriptie in Jonas' album
is gelijkluidend met die in het album van Ernestus Brinck,
J. Naisius en van Petrus Hondius. Zie over hem N.N.B.W.,
X, kol. 1143—1145.
De inscriptie luidt als volgt
0Eov óióórroi ovóèv loyvei (f&óvoq
xai /iii óidóviog ovdèv loyvei jwvog 51).
51) In zijn studie over het album amicorum van Petrus Hondius
(blz. 91) vertaalde Dr Burgersdijk deze spreuk als volgt:
Zo God ons helpt geen vale nijd, die ons ooit schaadt,
Doch helpt Hij niet geen noeste vlijt, die ons ooit baat.