52
conrector. Over het aantal leerlingen is niets naders bekend
vermoedelijk waren er niet meer dan twintig.
Uit de schoolorde blijkt niet, hoe lang de cursus van iedere
klas duurde. Hoogstwaarschijnlijk hadden niet alle klassen
een jaarcursus.
In de laagste klassen werd de etymologie afgehandeld en
maakten de leerlingen zich den Latijnsen woordenschat eigen
uit de Nomenclator van Junius78). In de vijfde klas begint
enige lectuur, maar een hoofdrol speelt nog het van buiten
leren van Latijnse zinnen uit de Colloquia. In de vierde klas
wordt een aanvang gemaakt met het Grieks. De kennis van
de Latijnse grammatica wordt uitgebreid door studie van de
grammatica van Vossius, die twee eeuwen lang het grammati
cale standaard-werk bleef. Verder werden de Tristia van
Ovidius gelezen, die ons juist niet zeer geschikt lijken als
lectuur voor de jeugd. In de derde klas vormt het Nieuwe
Testament de leesstof voor het Grieks. Met deze taal kwam
men over het algemeen in de 18e eeuw niet ver. Met enig
grammaticaal begrip van den grondtext van het Nieuwe Tes
tament en met de lectuur van een enkel boek van Homerus
meende men al heel wat bereikt te hebben. De Latijnse auteurs
voor deze klas waren Ovidius en Terentius verder las men
de brieven van Cicero, die vooral nuttig waren als model. In
de tweede klas las men Aelianus, een laat-Grieksen auteur.
De Latijnse schrijvers waren Vergilius, Sallustius, Curtius,
Rufus en Justinus. Tenslotte maakte men redevoeringen en
verzen. In de hoogste klas volgde de lectuur uit Suetonius,
Horatius, Florus en Homerus. Ook werden de grondbegin
selen van de logica bestudeerd en wel uit een boek van J.
Clauberg (16221665), een aanhanger van de wijsbegeerte
van Descartes. In alle klassen werd de Heidelbergse Catechis
mus geleerd in de laagste klassen in het Nederlands, in klas
sen 4, 3 en 2 in een Latijnse vertaling, in de hoogste in een
Griekse vertaling, De „Confessio Belgicarum Ecclesiarum"' en
de Heidelbergse Catechismus waren door Jacobus Revius en
Fredericus Sylburgius in het Grieks uitgegeven in 1661.
De schooltijden waren van 8J/211 en ljA4, doch in de
78) Hadrianus Junius, geb. 1511. studeerde te Leuven, promoveerde in
Bologna, was arts in London en daarna stadsgeneesheer en rector te
Haarlem in 1574 stadgeneesheer in Middelburg. Hij ligt begraven in de
Koorkerk, waar in 1842 een marmeren gedenkplaat werd aangebracht door
het Zeeuwsch Genootschap. Hij gaf een woordenboek uit in zeven talen.
Voor schoolgebruik was slechts het deel Latijn-Nederlands gedrukt onder
den naam van Nomenclator.