54
heeft genooten" 82De nieuwe rector was geboren te Middel-
bert in 1692. Na het overlijden van zijn vader vertrok hij met
zijn moeder naar Groningen, waar hij zich op de studie voor
bereidde. In 1712 liet hij zich te Leiden als student inschrijven.
Sedert 1720 was hij te Hulst als predikant werkzaam en in
1728 werd hij naar Vlissingen beroepen. In hetzelfde jaar
werd hem het rectoraat opgedragen, dat hij aanvaardde met
een „Oratio de vicissitudinibus linguae latinae". Ook de con
rector ds. Simon van der Pijl had naar de plaats van ds.
Gargon gedongen, doch hij werd gepasseerd. Behalve door
enige theologische werken deed Jungius zich ook kennen door
een groot aantal gelegenheids-gedichten. Hij was bekend om
zijn snelle werkwijze op het punt van voorbereiding van pre
ken. Onder zijn leiding bloeide de school niet zeer. Men
overlegde althans in 1734 „om te zien of uyt de nu betaald
werdende tractement niet het een of het ander soude kunnen
werden gemenageert, waaruyt, soo niet in het geheel, immers
ten deele het daggeld van den nieuwlijks aengestelden Commis
van de Stadszeewerken sou kunnen werden gevonden.'' Daar
bij lieten de heeren o.a. het oog gaan op de Latijnse school,
en „gesien dat aan den rector jaerlijcks 500 voor tractement
wierde betaald sonder de verdere voordeelen, daarbij hij meede
van komt te jouisseeren, en dewijl daarentegen zeedert nu een
geruime tijd seer weinige of genoegsaam geene discipelen sijn",
waren de heren van oordeel „dat het tractement wel soude
kunnen worden gemodereert en voor het toekomende aan den
rector toegeleyt (worden) 250 onder het genot van de
verdere emolumenten, daar hij gewoon is van te jouisseeren".
Dit zou ingaan 1 Jan. 1734. Burgemeester Lambrechtsen zou
den rector van deze resolutie mondeling kennis geven „met
ernstige recommandatie van alle mogelijke neerstigheid en
vigilantie omtrent de Latijnsche school aan te wenden, opdat
haar Ed. Achtb. niet genoodsaakt werden in deesen andere
mesures te moeten nemen en het tractement te ene maal in
te trecken" 83
Men zou hieruit de conclusie willen trekken dat de ijver van
ds. Jungius nog al te wensen overliet. In 1743 stierf hij op een
reis naar Amsterdam, waar hij zich had laten opereren. Een
opvolger vond men in Johannes Jacobus Wagenaar84tot
dusver conrector van de Latijnse school te Zaltbommel. Deze
82) Res. van Wet en Raad van 28 Augustus 1728.
83) Res. van Wet en Raad van 2 Jan. 1734.
84) Volgens Res. van Wet en Raad van 16 Febr. 1744. Zie over hem
Nagtglas, I.e., II, p. 16 sa.