VERBAND TUSSEN DE REGENVAL TE
VLISSINGEN IN DE JAREN 1861 TOT 1922
EN DE POSITIE VAN DE MAAN
EN MERCURIUS.
VOORLOPIGE MEDEDELING,
DOOR
Dr. A. VAN LUIjK.
In het herfstseizoen, dus omstreeks 21 September tot om
streeks 21 December, is er een duidelijk merkbaar maximum
en minimum te constateren voor de regenval te Vlissingen in
de maancyclus van lentepunt tot lentepunt. Het onderzoek is
verricht aan de gegevens in de jaarboeken van het Koninklijk
Nederlands Meteorologisch Instituut voor de jaren 1861 tot
1922. In mijn reeks ontbreken echter de jaren 1868, 1895 en
1899. In de jaarboeken van 1879 en 1880 ontbreken boven
dien voor een aantal maanden de opgaven voor de regenval te
Vlissingen.
Voor de gehele herfst is het verschil in regenvrije dagen
tussen de beide maanperiodes niet aanzienlijk het bedraagt
slechts 3,3 met een middelbare fout van 1,4 Het is dus
slechts 2,2 maal zo groot als deze fout en de waarschijnlijkheid
dat het door toevallige variatie veroorzaakt is, kan men niet
als buitengesloten beschouwen.
Het dieptepunt ligt omstreeks het lentepunt, dus in de herfst
omstreeks Volle Maan en het hoogtepunt van het maximum
gedeelte omstreeks Scorpio dus ongeveer Nieuwe Maan. Bij
toenemende maan valt dus een afname van het percentage
droge dagen te constateren en omgekeerd bij afnemende maan
een toeneming van het percentage.
Het verschil is echter in de eerste 2 herfstmaanden veel
duidelijker dan wanneer men de gehele herfst in de berekening
betrekt.