XI zodat een opgraving hier niet goed mogelijk was. Nu echter de gebouwen op dit terrein bij de bevrijding grotendeels ver woest zijn, wordt overwogen, of onderzoek hier mogelijk is, voordat er weer herbouwd wordt. Het verslag van den conservator van het Kabinet van Natuurlijke Historie luidt als volgt Het nummeren en ordenen der collectie pleistocaene been deren uit Zeeland werd voortgezet. Enkele der belangrijkste waren tijdens den oorlog ter beveiliging in kisten in den tuin achter het Museum begraven deze zijn nu in goeden staat weer voor den dag gehaald. Een deel der schelpencollectie van den heer C. Brakman, dat nog bij hem aan huis berustte, is naar het Museum over gebracht. Om deze en andere collecties, voorzover niet ten toongesteld, te kunnen opbergen en voor onderzoek toeganke lijk te houden, is op de zolderverdieping een depót ingericht. Ir A. G. Wiersma te Middelburg nam het initiatief tot een onderzoek naar de verandering van de fauna en flora der binnenwateren van Walcheren in verband met de verandering in het zoutgehalte na de droogmaking. Ik nam deel aan de organisatie van dit onderzoek. De monsters werden genomen door den heer D. Bakker, biol. docts. te Goes, het zoutgehalte werd bepaald door het Laboratorium van den Noord-Oost- Polder te Goes, de monsters werden onderzocht door de bio logische afdeling van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst te Amsterdam onder leiding van mevr. dr N. L. WibautIsebree Moens aldaar. Helaas is het onderzoek thans onderbroken door het vertrek van den heer Bakker uit Goes. Wij hopen, dat een weg zal worden gevonden om het onderzoek voort te zetten. Gaarne zou ik daarbij tevens de aandacht vestigen op de vraag of, en zo ja hoe, de Walcherse wateren tot goede viswateren ontwikkeld kunnen worden. Van de overige conservatoren zijn geen verslagen inge komen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 11