XVII ieder geval een ingeschapen verlangen van de mensheid, en wie deze gegevens critisch gebruikt, steunt het nuchter inzicht, dat wij zo nodig hebben. Zo tracht ook ons Genootschap door het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek en door demonstratie in het museum historisch begrip te kweken". Verder bericht hij het volgende ,,Ik heb bij voortduring de samenwerking van het Genootschap bevorderd met het Rijks museum van Oudheden te Leiden, met den Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te 's Gravenhage en met de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen. Bij zondere medewerking ontvingen wij van den Dienst Herver kaveling Walcheren. In de vereniging ..Museumdag" heb ik de Zeeuwse museumbelangen vertegenwoordigd. In ons museum heb ik een groot materiaal uit Walcheren en Schouwen zodanig geordend, dat thans tot beschrijving van vindplaatsen en vondsten kan worden overgegaan. Vele terreinen van oudheidkundig belang zijn reeds verkend. Bovengrondse bouwwerken van ouden datum vinden bij den Rijksdienst voor Monumentenzorg alle bescherming. Aan oudheidkundige vondsten in en op den bodem wijdt de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek alle aandacht. Er is een regeling ontworpen, waardoor menselijke skeletresten, van zoveel belang voor de kennis van de vroe gere bewoners van Nederland, niet voor wetenschappelijk onderzoek verloren zullen gaan. Geen enkele nationale in stantie echter is mij bekend, die zich verantwoordelijk acht voor grafzerken, die buiten gebruik zijn geraakt. Het is mij gebleken, dat deze objecten van genealogisch en kunsthisto risch belang in sommige gevallen niet zorgvuldig genoeg be waard worden, o.a. doordat voor transport en berging geen gelden beschikbaar zijn. Zolang hiervoor geen algemene rege ling bestaat, moge aan alle plaatselijke instanties en personen verzocht worden grafzerken zo goed en zo gaaf mogelijk te bewaren. Voor de betekenis ervan verwijs ik slechts naar mr P. C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken in Zeeland (1919), en mr J. Belonje, Steenen charters (1943)".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 17