DE NEHALENNIA-REL1EFS
DOOR
Mr H. HARDENBERG.
Onder de monumenten van religieuzen aard, die de Romeinse
beschaving in de Nederlanden heeft achtergelaten, nemen de
Nehalennia-reliëfs een bizondere plaats in. Niet alleen door
het feit, dat zij alle gevonden zijn bij den mond van de Schelde,
waar blijkbaar het centrum van de verering van de godin
Nehalennia lag1), maar ook vanwege hun talrijkheid. Nergens
anders toch heeft men op Nederlandsen bodem een dergelijke
profusie aangetroffen van votiefstenen, aan een zelfde god
heid gewijd.
Reeds bij de vondst van de eerste reliëfs in 1647 op het
strand te Domburg hebben deze monumenten de aandacht
getrokken van de oudheidkundigen en de filologen. Van de
belangstelling daarvoor is sindsdien tot op heden in zo ruime
mate getuigenis afgelegd, dat men van een aparte Nehalennia-
literatuur kan spreken, die niet minder dan dertig kortere en
langere publicaties omvat. Een opsomming hiervan te geven,
valt buiten het bestek van deze studie2). In tegenstelling met
vroeger gevolgde methoden van onderzoek, waarbij meestal
werd uitgegaan van gissingen omtrent de betekenis van den
raadselachtigen naam Nehalennia, wil zij de monumenten voor
zich zelf laten spreken en hun verklaring zoeken in hetgeen zij
ons visueel te zeggen hebben. Aangezien uit de vele proeven
tot naamsafleiding volgt, hoe weinig men hierop staat kan
maken, schijnt dit een wel zo veilige weg.
Voor een bestudering van de Nehalennia-stenen blijft de
1) Van de 25 wijstenen, die haar naam hebben overgeleverd, zijn er
23 afkomstig uit Domburg en 2 uit Deutz bij Keulen. Zestien van de te
Domburg gevonden wijstenen zijn versierd met reliëfs.
2) Zie E. Espérandieu, Recueil général des bas reliefs statues et bustes
de la Gaule romaine IX (Paris, 1925), bl. 55-57vgl. P. J. van der
Feen Jr., Aanteekeningen bij de Nehalennia-literatuur (Archief Zeeuwsch
Genootschap 1927, bl. 16). Voor filologische studies, zie de opsomming
bij S. Gutenbrunner Die germanischen Götternamen der antiken Inschrif
ten (Halle a. S., 1936), bl. 7782.