1 in 1845 verschenen beschrijving met platen van den Leidsen conservator L. J. F. Janssen nog steeds het uitgangspunt3), doordat daarin ook de in 1848 bij den brand van de kerk te Domburg verloren gegane reliëfs zijn opgenomen. Jammer genoeg zijn de steendrukplaten in deze publicatie niet altijd even duidelijk. Daarom verdient het aanbeveling, hierbij tevens de tekeningen en gravures te raadplegen, in de 18de eeuw van de monumenten vervaardigd en thans gedeeltelijk in de Universiteitsbibliotheek te Leiden en gedeeltelijk in den atlas van het Zeeuwsch Genootschap bewaard 4Aan de hand van genoemde afbeeldingen en het bekende Recueil van Espéran- dieu, dat grotendeels op het plaatwerk van Janssen voort bouwt, kan een aantal typen worden vastgesteld, waarin de verschillende beeldwerken van de godin Nehalennia zich laten onderverdelen. In combinatie met de overige versieringsmotie ven van de bewuste reliëfs stellen deze typen den onderzoeker in staat, tot het wezen van de afgebeelde godin door te dringen en tegelijk de diverse aspecten te ontdekken, waaronder zij zich in het religieuze gedachtenleven van haar vereerders voordeed. Alvorens die aspecten nader te belichten, laat ik eerst een overzicht volgen van de drie hoofdtvpen, waarnaar de thans bekende Nehalennia-reliëfs, in totaal 16 stuks 5), zijn te rang schikken, met gelijktijdiqe aanduiding van het aantal, dat van elk dezer typen gevonden is. Type A. De godin is voorgesteld en face, gezeten op een troon met of zonder leuning in een nis, waarvan het fronton op twee zuilen steunt. Boven haar hoofd bevindt zich veelal een schelp- of parasolvormig baldakijn. Nehalennia is gekleed in een lang gewaad, om het middel bijeengehouden door een gordel. Over dit gewaad draagt zij soms een breden schouder mantel, van voren gespleten en voorzien van een ronde borst speld, in enkele gevallen versierd met een kruis. Het gevloch ten haar omlijst in dikke strengen het gelaat. Haar voeten zijn 3) L. J. F. Janssen, De Romeinsche beelden en gedenksteenen van Zeeland (Middelburg, 1845). 4) A. W. Bijvanck. Nederland in den Romeinschen tijd II (Leiden. 1943), bl. 562, n. 1 M. F. Lantsheer en F. Nagtglas. Zelandia illustrata I (Middelburg. 1879), bl. 5455. De gravures waren bestemd voor het nimmer uitgegeven werk van Hendrik Cannegieter over de Domburgse oudheden. 5) Espérandieu, t.a.p., nos. 6639 e.v.. waarnaar hieronder verwezen wordt. De bij E. vermelde nos. 2341. 2931. 5455 en 6414. waarvan niet met zekerheid vaststaat, dat zij Nehalennia voorstellen, laat ik buiten beschouwing.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 36