5 paardengodin Epona, die, zoals Lambrechts aannemelijk heeft gemaakt 9), slechts een bizonder aspect van de grote Moeder godin vertegenwoordigde. Een stéle, afkomstig uit Ladenburg bij Mannheim, b.v. vertoont een reliëf, waarop Epona is afge beeld, gezeten in een nis op een troon 10Deze nis is aan de bovenzijde voorzien van een schelpvormig gewelf, dat als twee druppels water gelijkt op het baldakijn van de Nehalen- nia-reliëfs. Bij een paardengodin, die ogenschijnlijk met de zee niets heeft uit te staan, doet een schelpvormig gewelf op het eerste gezicht nog al vreemd aan. Reeds door Janssen werd evenwel opgemerkt, dat men in dien schelpvorm geen toespeling hoeft te zien op een maritieme godheid. Een dergelijk gewelf komt namelijk ook voor bij den tempel van ]upiter Capitolinus te Rome 11en op altaarstenen, gewijd aan Jupiter, o.a. bij twee Xantense Jupiter-altaren uit 232 en 239 na Chr„ en op een Jupiterzuil uit Nijmegen (Winseling) boven Minerva12). Een ander voorbeeld hiervan levert een blok, gevonden te Les- Fontaines tussen Maubeuge en Avennes. Dit blok stelt voor een naakte godin, vermoedelijk Venus, in een nis onder een soort schelp, waarop divergerende strepen getrokken zijn, die volgens Cumont het best kan worden vergeleken met de helft van een parasol13). Een soortgelijk parasolvormig baldakijn treft men ook aan op te Keulen gevonden monumenten van de Matronae Afliae en Axsinginehae 14Voorts is dit schelp- of parasolvormig baldakijn te zien op verschillende graf monumenten, afkomstig uit Keulen, Mainz, Metz, en uit Neuenstadt in Würtemberg 15Ik meen met deze voorbeel den, die ongetwijfeld voor uitbreiding vatbaar zijn, te mogen volstaan, daar zij de verschillende toepassingen van het bal dakijn-motief in voldoende mate illustreren, om ons aan een verklaring te kunnen wagen 16 Evenals aan het Sumerische baldakijn in de onderaardse 9) P. Lambrechts, Contributions a l'étude des divinités celtiques (Brugge. 1942), bl. 172. 10) Espérandieu. Recueil etc. de la Germanie romaine (Paris-Bruxelles. 1931), no. 333. 11 j Janssen, t.a.p., bl. 25. 12) Espérandieu, Recueil Gaule. nos. 6578, 6577, 6619. 13) T.a.p., no. 3984. 14) T.a.p., nos. 6412 en 6401. 15) T.a.p., nos. 6440. 6446, 6452. 6510 5788, 5790; 4307, 4314 en Recueil Germanie, no. 685. 16) Volqens Heichelheim in Pauly-Wissowa-Kroll, Real-Encyclopadie der classischen Altertumswissenschaft XIV (Stuttgart. 1930), kol. 2248, was hem de betekenis van dit motief „vorlaiifig unklar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 41