11
Zeer merkwaardig is de Ierse en Welsche benaming voor de
zee Fael-chu en Gweil-gi, welke letterlijk „wolfshond" be
tekent 37), De aanduiding van de zee, op den bodem waarvan
de Ieren zich het dodenrijk dachten, met den naam van een
hond is hierom zo interessant, omdat wij bij de Romeinen een
analoog verband tussen den hellehond en de localisatie van
de onderwereld kunnen waarnemen. Volgens een bij de Ro
meinen verbreide opvatting lag het dodenrijk onder de aarde
vandaar, dat Servius in zijn Aeneas-commentaar (VI, 395)
kon schrijven Cerberus terra est et consumptrix omnium
corporum 38). De oudheid van deze conceptie van den dood
als een vraatzuchtig ondier blijkt ondermeer uit de afbeelding
ervan op Etruskische vazen uit de 6de eeuw voor Chr. 39
In de Gallo-Romeinse kunst treft men dit mensenverslindend
monster insgelijks aan, zoals de te Oxford en te Fouqueure
(dep. Charente) ontdekte beeldjes bewijzen. In Ierland ge
vonden bronzen platen en de bekende Gundestrup-offerketel,
waarvan de motieven, naar men aanneemt, aan de Keltische
mvthologie zijn ontleend, bevestigen voorts het bestaan van
deze voorstelling bij de oude bewoners van Ierland en Jut
land40). Een relict hiervan vormen de uitdrukking Bwlch
Safan y Ci, „het passeren door den muil van den hond" in de
Welsche vertelling van Cardigan en de afbeelding op middel
eeuwse schilderijen van de poort van de hel als de kaken van
een mensen verzwelgend ondier41).
Of dit ondier door de Kelten echter steeds met de zee in
verband is gebracht, meen ik in twijfel te moeten trekken.
Blijkens de sagen omtrent de Tuatha Dé Danann kenden de
Ieren behalve de voorstelling van een dodenrijk onder de zee
ook die van een dodenrijk in de grafheuvels onder de aarde 42
Het voorkomen van dergelijke voorstellingen naast elkaar be
hoeft geen bevreemding te wekken, als men weet, dat het
37) H. Hubert, Le carnassier androphage et la représentation de
i'Océan chez les Celtes (Compte-rendu de la XlVe session du Congres
intern, d'anthropologie et d'archéologie préhist. II, Genève, 1914), bl. 221.
38) Aangehaald door A. Dieterich, Nekyia (Leipzig-Berlin, 19132
bl. 50. 39) Reinach, t.a.p., bl. 286.
40) F. Henry, Deux objets de bronze irlandais au Musée des anti-
quités nationales (Préhistoire VI, 1938), bl. 81 Hubert, t.a.p., bl. 224.
41) J. Rhys. Studies in the Arthurian legend (Oxford. 1891), bl.
157158, aangehaald door A. H. Krappe, Etudes de mythologie et de
folklore germaniques (Paris, 1928), bl. 24.
42) Ph. de Félice, L'Autre Monde. Mythes et legendes. Le purgatoire
de Saint Patrice (Paris. 1906). bl. 149, 167. Over de verschillende locall-
saties van het dodenrijk in het algemeen, zie F. Bar, Les routes de I autre
monde (Paris, 1946), bl. 9.