14 beschermgodin van de doden, die de gedaante bezat van een hond54). Bij de Grieken vindt men iets dergelijks. De leidster van de Griekse Wilde Jacht, het leger van de ronddolende zielen, is de hondengestaltige Hekate, en dat deze opvatting ook aan de Germanen niet onbekend was, blijkt uit Vrouw Holle, de aanvoerster van het Germaanse zielenheer, die blaft gelijk een hond 55 Indien men dit alles in overweging neemt, kan het infernale karakter van den hond, waardoor Nehalennia vergezeld wordt, moeilijk in twijfel worden getrokken. Hoe dit echter te rijmen met het wezen van een hemelse lichtgodin Als wachter bij het graf of als begeleider op de reis naar de Eeuwigheid schijnt de hond tot taak te hebben gehad, de doden tegen boze invloeden in het hiernamaals te beschermen en hun den overgang naar het dodenrijk te vergemakkelijken. V oor de oudere opvatting van een lijken vretend ondier, waar van de Ilias nog sporen draagt, blijkt dus een andere, hu manere in de plaats te zijn getreden. Gelijk de voortschrijdende beschaving van den wilden hond een tam huisdier maakte, dat den mens als waak- of jachthond nuttige diensten kon bewijzen, moet de hond in de religieuze svmboliek op den duur ook een minder vreesaanjagende betekenis hebben aekreaen en met een weldoenden beschermaeest vereenzelvigd zijn ge worden. Niets wijst er trouwens op, dat het vreedzame hondje op de Nehalennia-reliëfs of het schoothondje van de andere Moedergodinnen voor het mensen verslindend monster dient te worden gehouden, dat men soms vindt afgebeeld met een mensenhoofd of een ander lichaamsdeel tussen de tanden als symbool van de aarde of de zee, die de doden opslokt 56 Naarmate de primitieve angst voor den dood verdrongen werd door het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel en het gelukzalige leven in het hiernamaals, gelijk dat door de Kel tische Druïden gepropageerd werd. verloor de godheid, die over het dodenrijk heerste, haar afschrikwekkend karakter. Zij ontwikkelde zich tot een weldoende beschermster en ver lossende heilbrengster, in het bizonder voor hen, die gebukt gingen onder de rampspoeden van het aardse leven. De hond, die Nehalennia begeleidt, is dus geenszins in strijd met de 54) H. Kees, Der Gotterglaube im alten Aegypten (Leipzig, 1941), bl. 31 en n. 2. 55) L. Malten. Das Pferd im Totenglauben (Jahrbuch des kais. deutsch. arch. Instituts XXIX. 1914). bl. 237, 238. 56) Zie hierboven, bl. 11.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 50