22 niet helemaal weer, wat daarmede bedoeld kan zijn. In de Gallo-Romeinse plastiek is het gordijn een betrekkelijk zeld zame verschijning. Een van de weinige voorbeelden, die ik ken, is een grafmonument uit Aarlen. Dit monument bestaat uit een kubus, gekroond met een groten pijnappel als symbool van het Eeuwige Leven. De zijvlakken van den kubus vertonen draperieën, op dezelfde wijze geplooid en bevestigd als het gordijn op den achterkant van sommige Nehalennia-stenen. Boven deze draperieën komt in het midden de bovenhelft van een menselijk lichaam te voorschijn dat aan de linkerzijde draagt vleugels. Op de voorzijde van den kubus ziet men een naar rechts gewende mannelijke figuur, gezeten op een troon, die een soort wastafeltjes raadpleegt, terwijl op den achter grond een andere man deze figuur aankijkt en met de rechter hand werktuigen aanraakt, die voor hem op een tafel zijn uitgestald 89 Öf de op den troon gezeten figuur al dan niet iets te maken heeft met een godheid, die de lotstafelen bijhoudt, wil ik in het midden laten. Dat de draperieën nochtans samenhangen met het begrip van den dood, lijkt mij niet moeilijk te raden. Zowel Homerus als Virgilius en Statius schilderen den dood als een donkere wolk of als de nacht, die zich over den ster vende schijnt uit te spreiden90). Op een Gallo-Romeinsen grafsteen, afkomstig uit de buurt van Metz, die blijkens de vrij onbeholpen bewerking een archaeïstischen indruk maakt, is deze gedachte op treffende wijze tot uitdrukking gebracht. Men ziet daarop een gordijn, dat vrijwel den gehelen steen bedekt, waarboven alleen een paar ronde bollen uitkomen, die waarschijnlijk ogen moeten voorstellen91). Gelijk den stervende een mist voor de ogen komt, die een scheidsmuur opwerpt tussen hetgeen wij het leven noemen en het onbe kende, dat achter dien scheidsmuur ligt en met mensenogen niet is waar te nemen, aldus geloof ik, de symboliek van het gordijn op het bewuste grafmonument te moeten interpreteren. Dit onzichtbaarmakende gordijn, dat de wereld van de levenden van het rijk der doden, of, om het anders uit te drukken, de zichtbare wereld van de onzichtbare scheidt, acht ik ook verzinnebeeld te zijn door het gordijn op de achterzijde van de Afeha/enm'a-reliëfs. Dat Nehalennia met den dood en 89) Espérandieu. Recueil Gaule, no. 4098. 90) Zie de aangehaalde plaatsen bij G. Radke Die Bedeutung der weissen und der schwarzen Farbe in Kult und Brauch der Griechen und Römer. Diss. Berlijn (Jena, 1936). bl. 18. 91) Espérandieu, t.a.p., no. 4357.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 60