23
het leven in het hiernamaals in verband staat, meen ik hier
boven afdoende te hebben aangetoond. Anderzijds staat het
vast, dat zo goed bij de Kelten als bij de Germanen de voor
stelling van den onzichtbaarmakenden nevel ten nauwste ver
bonden was met den dood. Hoe deze conceptie bij de laatsten
heeft doorgewerkt, blijkt duidelijk uit de Oudnoorse benaming
Nifflheim. „Neveloord", voor het dodenrijk, waar de godin
Hel, „Zij, die heelt of verbergt", haar scepter zwaait. In het
Eddalied Alvissmal zegt de dwerg Alviss op de vraag naar
benamingen voor het begrip „wolk" in het rijk van Hel noemt
men haar „den onzichtbaarmakenden helm"92).
In de Keltische sagenwereld ontbreekt het evenmin aan be
wijzen voor een zodanigen samenhang tussen de begrippen
„onzichtbaarheid" en „dood". Volgens den Leabhar na hUid.ce
zijn de bewoners van Mag Mor, „de Grote Vlakte", d.w.z.
het dodenrijk, onzichtbaar zij zien, maar worden niet gezien.
Het onzichtbaarmakende kleed, dat de held Cuchulainn van
den dodengod Manannan ten geschenke kreeg, was afkomstig
uit het „Land van Belofte", een andere benaming voor het
dodenrijk. Onzichtbaarheid was een goddelijke gave, die ver
kregen werd, door een mantel om te slaan, of wel door Ma
nannans tovermiddel Féth Fiada. Dit tovermiddel was ook
bekend aan Druïden, dichters en Christelijke heiligen, die
daardoor onzichtbaar werden of andere gestalten aannamen.
Godheden verborgen zich soms in een magischen mist, zoals
de Tuatha Dé Danann bij hun aankomst in Ierland deden 93
Ik wees er reeds op, dat de naam van den Britsen dodengod
Nudd „nevel" betekent. Een pendant hiervan is de naam van
den Grieksen dodenvorst Hades, den „Onzichtbare". Analoge
figuren zijn de nymph Kalypso, de „Verborgene" of „Ver
bergende", en de Phaeaken (van cpaióg „duister"), met wie
Odysseus op zijn omzwervingen in aanraking kwam, en wier
schepen in wolken en duisternis gehuld waren. In Ierland en
op IJsland voert de weg naar het Elfen- of Feeënland door
duisternis en nevel en naar de antieke voorstelling dolen
Hekate en de met haar verwante Keren en Erinyën, in nevel
gehuld, tussen de levenden rond94). Dat Nehalennia zich
door een onzichtbaarmakend gordijn van de wereld der leven
den kon afscheiden, lijkt mij derhalve een symbool te zijn van
haar heerschappij over het onzichtbare dodenrijk.
92) Güntert. t.a.p., bl. 111.
93) Macculloch, t.a.p., bl. 81, 65, 5556.
94) F. Nanscn, Nebelheim. Entdeckung und Erforschung der nörd-
lichen Lönder und Meere I (Leipzig, 1911), bl. 397399.